Pagina inhoud

    Wet op het notarisambt (WNA)

    Inleiding wet op het notarisambt

    Notarissen spelen van oudsher een belangrijke rol in het rechtssysteem van de samenleving. Zij dragen samen met andere beroepsgroepen zoals rechters, gerechtsdeurwaarders en advocaten zorg voor het goed functioneren van de democratische rechtsstaat. Notarissen vervullen daarbij een neutrale en onafhankelijke rol. Zij verzorgen de vastlegging van belangrijke juridische documenten, waarvan de wet voorschrijft dat die alleen door een notaris mogen worden opgemaakt. Zoals de levering van een onroerend goed en de levering van aandelen in een besloten vennootschap.

    Ook geven notarissen – net als andere juridische dienstverleners – advies en verlenen zij diensten bij het aangaan en opstellen van contracten en andere belangrijke juridische stukken, waarmee wordt getracht juridische problemen en geschillen te voorkomen. De notaris is een onafhankelijke, door de Staat (de Koning) benoemde ambtenaar, die onderworpen is aan wettelijke regels en aan toezicht door het Bureau Notarieel Toezicht (BNT). Dat geeft uiteraard niet de absolute garantie dat notarissen zich altijd zullen gedragen naar die regels, maar het biedt wel veel waarborgen. En het overgrote deel van de notarissen in Nederland is zeer betrouwbaar. Een luxe die in veel andere landen niet bestaat.

    Het beroep van notaris is een beschermde titel en aan notarissen worden allerlei opleidingseisen en kwaliteitseisen gesteld. Het beroep van notaris is geregeld in de Wet op het Notarisambt.

    Inhoud Wet op het notarisambt

    Titel I Begripsbepalingen (art. 1 WNA)

    Titel II Ambt, bevoegdheid, benoeming en ontslag notaris (art. 2 WNA tot en met art. 15 WNA)

    Titel III De uitoefening van het notarisambt (art. 16 WNA tot en met art. 30a WNA)

    Titel IIIa De toegevoegd notaris (art. 30b WNA tot en met art. 30d WNA)

    Titel IV De stage, de registratie van de werktijd en opleiding van de kandidaat-notaris (art. 31 WNA tot en met art. 36 WNA)

    Titel V De notariële akten, minuten, grossen en afschriften (art. 37 WNA tot en met art. 53 WNA)

    Titel VA Digitale notariële akte (art. 53a t/m art. 53k WNA)

    Titel VI De kosten van ambtelijke werkzaamheden van de notaris (art. 54 WNA tot en met art. 56 WNA)

    Titel VII De notariële  archieven (art. 57 WNA tot en met art. 59 WNA)

    Titel VIII De Koninklijke notariële  beroepsorganisatie (KNB, ook wel genoemd de ‘Notariële Broederschap’)

    Afd. 1 Organisatie KNB (art. 60 WNA tot en met art. 63 WNA)

    Afd. 2 Het bestuur van de KNB (art. 64 WNA tot en met art. 66 WNA)

    Afd. 3 De ledenraad van de KNB (art. 67 WNA tot en met art. 77 WNA)

    Afd. 4 De ALV van de KNB (art. 78 WNA tot en met art. 81 WNA)

    Afd. 5 De ringen van de KNB (art. 82 WNA tot en met art. 86 WNA)

    Afd. 6 De geldmiddelen van de KNB (art. 87 WNA tot en met art. 88 WNA)

    Afd. 6a Fonds KNB (art. 88a WNA)

    Afd. 7 Verordeningen en andere besluiten van de KNB (art. 89 WNA tot en met art. 92 WNA)

    Titel IX De tuchtrechtspraak en het toezicht op de notaris (art. 37 WNA tot en met art. 53 WNA)

    Afd. 1 Tuchtrechtspraak notarissen (art. 93 WNA tot en met art. 109 WNA)

    Afd. 2 Toezicht notarissen (art. 110 WNA tot en met art. 113 WNA)

    Titel IXa Het pensioen van de notaris (art. 113a WNA)

    Titel X Overgangs- en slotbepalingen (art. 114 WNA tot en met art. 135 WNA)

    Kwaliteitsrekening notaris

    De notaris dient voor de uitoefening van zijn ambt te beschikken over een zgn. ‘kwaliteitsrekening’ (art. 25 WNA). Dat is een bankrekening (bij een officiële bank onderworpen aan de Wft) die hij ‘uit hoofde van zijn ambt’ (oftewel ‘qualitate qua’, vandaar ‘kwaliteitsrekening) aanhoudt ten behoeve van de transacties die hij in opdracht uit hoofde van zijn ambt uitvoert. Deze rekening moet in de tenaamstelling vermelden, dat dit een rekening is van een notaris ex art. 25 WNA. Dit kunnen ook meerdere bankrekeningen zijn.

    Bij de uitoefening van het ambt van notaris zijn vaak geldtransacties gemoeid, waarbij zorgvuldig moet worden toegezien op de overdracht enerzijds en de betaling anderzijds. Een veel voorkomende transactie is de overschrijving van een onroerende zaak.

    Deze transacties kunnen complexer worden naarmate daar meer partijen bij betrokken zijn. Denk bvb. aan de hypotheekverstrekker bij de overdracht van een onroerende zaak, ten behoeve van wie de notaris erop moet toezien dat op het onroerende zaak ook daadwerkelijk hypotheek (de onderzetting) gevestigd wordt. De kwaliteitsrekening heeft de nodige rechtsvragen opgeroepen, die successievelijk door de Hoge Raad zijn beantwoord.

    De kwaliteitsrekening is door de Hoge Raad voor het eerst erkend in het – nog niet op ECLI gepubliceerde – Slis-Stroom-arrest (HR 3 februari 1984, NJ 1984, 752). Hier ging het nog slechts om een specifieke, voor één transactie geopende kwaliteitsrekening.

    Kunnen op een kwaliteitsrekening gelden voor meerdere transacties en partijen worden aangehouden?

    Een kwaliteitsrekening kan worden geopend voor slechts één transactie, maar er kan ook een zgn. ‘generieke’ kwaliteitsrekening geopend worden. Daarop kunnen gelden voor meerdere partijen en meerdere transacties worden aangehouden. De generieke kwaliteitsrekening – voor meerdere transacties – is in 1999 door de wetgever gecodificeerd in art. 25 WNA (Stb. 1999, 190).

    Tot wiens vermogen behoren de gelden op een kwaliteitsrekening?

    De gelden op de kwaliteitsrekening behoren niet tot het vermogen van de notaris zelf, maar behoren tot het vermogen van degenen, voor wie de gelden in het kader van een bepaalde transactie worden aangehouden. Wanneer (nog) niet duidelijk is, aan wie de gelden toebehoren, dan hebben de betrokken partijen een voorwaardelijk recht op de vordering. Dat klinkt ingewikkeld, maar bij bvb. een overdracht van een onroerende zaak is het door de koper gestorte geld van de verkoper, onder voorwaarde dat de overdracht is uitgevoerd, en is (blijft) het van de koper, als de overdracht niet plaatsvindt.

    Hiermee is de door sommigen (o.a. de Nijmeegse professoren Kortmann en Faber) verdedigde zienswijze, dat (het saldo op) de kwaliteitsrekening tot het vermogen van de notaris (of andere beroepsbeoefenaar) behoort, maar daarvan een afgescheiden vermogensgedeelte vormt, waarop ‘gewone’ crediteuren van degeen die de rekening aanhoudt zich niet kunnen verhalen, door de Hoge Raad en de wetgever van de hand gewezen. De belanghebbenden, die aanspraak kunnen maken op de gelden op de kwaliteitsrekening zijn deelgenoten in een goederenrechtelijke gemeenschap (zie ook de pagina Gemeenschap).

    In het arrest HR 12 januari 2001 (Koren q.q./Tekstra q.q.) eiste mr. Koren als curator van de – later zelf ook – gefailleerde bestuurder van het failliete EMS International B.V. de overwaarde van het huis van de bestuurder en zijn echtgenote op, dat op een kwaliteitsrekening van een notaris was geparkeerd. Dat saldo was daar na de verkoop van het huis op gereserveerd in overleg met die bestuurder en zijn echtgenote in het kader van een geschil over bestuurdersaansprakelijkheid tussen de curator van EMS International B.V., mr. Tekstra q.q., en deze bestuurder. Tussen partijen was een depot-overeenkomst opgesteld, op basis waarvan het depot met de eventueel daarop ontvangen rente zou worden uitgekeerd aan diegene die door partijen eensluidend daartoe schriftelijk wordt aangewezen, dan wel aan diegene die daartoe bij in kracht van gewijsde gegaan rechterlijk vonnis zou worden aangewezen.

    De Hoge Raad bekrachtigd de zienswijze van de rechtbank, dat het bedrag van de overwaarde daardoor uit het vermogen van de bestuurder en zijn echtgenote was verdwenen, en een op zichzelf staande gemeenschap was gaan vormen tussen de partijen bij de depot-overeenkomst, die daardoor ieder een voorwaardelijk recht op het depot verkregen.

    Mogen ook anderen dan notarissen kwaliteitsrekeningen aanhouden?

    De kwaliteitsrekening is voorbehouden aan specifieke beroepsgroepen, die in het kader van de transacties die zij uitvoeren gelden beheren voor derden. Het is niet de bedoeling, dat zij voor derden gaan ‘bankieren’ met die rekeningen, want dan worden zij een financiële instelling en moeten ze voldoen aan alle regels van de Wet Financieel Toezicht.

    Kwaliteitsrekeningen gerechtsdeurwaarders

    Naast notarissen kunnen (en moeten) ook gerechtsdeurwaarders een kwaliteitsrekening aanhouden (art. 19 Gerechtsdeurwaarderswet) (Stb. 2001, 70). Zie ook de pagina Gerechtsdeurwaarderswet.

    Kwaliteitsrekeningen advocaten, curatoren en accountants

    Ook advocaten kunnen via een Stichting derdengelden een of meerdere derdengeldrekeningen aanhouden om gelden die zij in het kader van hun beroep voor cliënten korte tijd onder zich hebben. De Stichting Derdengelden is de rekeninghouder van de kwaliteitsrekening, dus niet de advocaat zelf. Ook hier blijkt uit de tenaamstelling dat dit een bankrekening is voor het beheer van derdengelden, die de advocaat “q.q” aanhoudt. De NOvA stelt een twee-handtekeningen systeem verplicht. De Nederlandse Orde van Advocaten ziet er verder op toe, dat advocaten gelden voor cliënten niet op langdurige basis onder zich houden. De curator in een faillissement (doorgaans een advocaat) houdt ook een kwaliteitsrekening aan voor de boedel. In de tenaamstelling wordt dan vermeld “mr. X q.q. inzake faillissement Y”. Zie ook de pagina Advocatenwet. En verder kunnen accountants dergelijke rekeningen aanhouden.

    In het arrest HR 13 juni 2003 (ProCall) heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de vraag, of het aanhouden van een faillissementsrekening anders dan door een beperkte groep beroepsbeoefenaren ook mogelijk is voor anderen. De Hoge Raad oordeelt van niet, omdat dit een te grote inbreuk zou zijn op het wettelijke systeem van het verhaalsrecht en de wettelijke regeling van zekerheidsrechten, die aan bepaalde crediteuren – zoals pandhouders en hypotheekhouders – een separatistenpositie verleent. Zie ook de pagina Verhaalsrecht op goederen en de pagina Separatisten in faillissement.

    Dat argument berust volgens sommige schrijvers (Schoordijk, Kortmann en Steneker) op een denkfout, omdat er geen sprake is van afscheiding van deze gelden van het vermogen van degeen die de rekening aanhoudt: het geld is überhaupt niet van de rekeninghouder maar van de derden voor wie hij het geld beheert. De Hoge Raad baseert dit echter op de gedachtengang van de wetgever, die in 2005 bij een evaluatie van de thans geldende wettelijke bepalingen zou gaan onderzoeken of een wildgroei aan derdenrekeningen niet tot misbruik kan leiden. In dat onderzoek is nog geen voortgang geboekt.

    Derdenrekeningen aangehouden door advocaten of accountants moeten voldoen aan dezelfde regels als welke gelden voor notarissen (art. 25 WNA) en gerechtsdeurwaarders (art. 19 GDW). Zij mogen wel net als de wettelijke derdenrekeningen – naast derdenrekeningen voor één specifieke transactie – ook generieke derdenrekeningen hebben.

    Lees de overwegingen van HR 13 juni 2003 (ProCall)

    In de zaak die leidde tot het arrest HR 13 juni 2003 (ProCall) verzorgde het incassobureau ProCall de facturering en de incasso voor de Coöperatie van vrijgevestigde specialisten van het Beatrixziekenhuis. Aanvankelijk wilden ProCall en de Coöperatie een rekening openen op naam van de Coöperatie, waarop ProCall beschikkingsbevoegdheid kreeg, maar dit bleek (destijds) niet mogelijk. Daarop werd een “kwaliteitsrekening” geopend door ProCall op haar naam, met de vermelding “inzake Coöperatie Beatrixziekenhuis”. Op die rekening kwamen alleen betalingen van acceptgiro’s binnen voor de Coöperatie. Op 10 december 1997 ging ProCall failliet. Het saldo op de rekening was op dat moment NLG 72.000 en dit wies nog aan tot NLG 173.000. De curator van ProCall stelde zich op het standpunt dat dit saldo in de boedel viel. De rechtbank vond, dat de constructie voldeed aan de door de Hoge Raad geformuleerde voorwaarden van Slis-Stroom. De rechtbank achtte ook een generieke kwaliteitsrekening mogelijk, en oordeelde dat dit niet was voorbehouden aan specifieke beroepsgroepen zoals notarissen. Het Hof kwam echter tot een ander oordeel, en de Hoge Raad volgde het Hof hierin. De Hoge Raad hechtte belang aan de Parl. Geschiedenis over art. 25 WNA, en met name aan de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 1993/94, 23 706, nr. 3, p. 28). De Hoge Raad citeert de MvT (r.o. 3.3.2):

    “Gekozen is voor het stelsel van een “generale kwaliteitsrekening”. Gevolg is dat de onderhavige derden een positie krijgen die hen bevoorrecht boven andere schuldeisers van de notaris, zowel in privé als in kwaliteit, zoals bijv. hen jegens wie de notaris aansprakelijk is uit wanprestatie, onrechtmatige daad, onverschuldigde betaling. Dat de onderhavige groep derden een separatisten-positie wordt toegekend, spreekt niet van zelf, verg. HR 3 februari 1984, NJ 1984, 752, rov. 3.2, waar de nadruk wordt gelegd op de paritas creditorum.

    Om deze te doorbreken dienen er goede gronden te zijn. In dit geval kunnen die worden gezocht in de bescherming van het publiek dat erop mag vertrouwen en ook daadwerkelijk pleegt te vertrouwen dat de notaris wiens wettelijke taak in vele gevallen meebrengt dat hem door derden gelden worden toevertrouwd, deze gelden afgescheiden houdt van zijn eigen vermogen.”

    Het ruimhartig toelaten van de mogelijkheid om kwaliteitsrekeningen te openen, waarmee allerhande personen zoals incassobureau’s, assurantietussenpersonen, makelaars etc. dit soort rekeningen zou kunnen aanhouden, wordt van de hand gewezen. Daarmee zou het wettelijk systeem van het verhaalsrecht en van de wettelijke zekerheidsrechten ondergraven worden. De Hoge Raad wijst ook op dit punt op de Parlementaire geschiedenis, met name de opmerkingen van de de staatssecretaris van Justitie over de separatistenpositie binnen het verhaalsrecht bij de mondelinge behandeling in de Eerste Kamer:

    “Overigens lijkt het mij zeer wel denkbaar dat de nu in artikel 25 voorgestelde regeling een voorbeeldkarakter zal kunnen hebben voor een algemene regeling in het BW. Een probleem zal wel zijn wie voor een dergelijke regeling in aanmerking moet kunnen komen. In het voorstel van Kortmann en Faber wordt aan “een ieder die gelden beheert die voor een of meer belanghebbenden zijn bestemd” de mogelijkheid gegeven een kwaliteitsrekening aan te houden. Dat is dus niet beperkt tot vrije beroepsbeoefenaren of anderen die bijvoorbeeld in de uitoefening van hun bedrijf een dergelijke rekening nodig hebben.

    Dat roept ook praktische bezwaren op die het gevolg zijn van het onbeperkt scheppen van separatistenposities door middel van trustfiguren, waardoor bepaalde schuldeisers zich een sterkere positie kunnen verschaffen dan andere. Dat kan op gespannen voet komen te staan met het zorgvuldig afgewogen en met waarborgen voor derden omklede stelsel van voorrechten en zakelijke zekerheden. De ervaring leert dat figuren zoals de trust, waarmee men vermogens voor schuldeisers kan afschermen, vaak worden gebezigd voor afscherming tegen verhaal voor vorderingen van de overheid terzake van belastingen en premies. Bij de voorbereiding van een algemene regeling zal dan ook zeker het ministerie van Financiën betrokken worden.” (Handelingen I, 23 maart 1999, blz. 24-1056-1057).”

    De Hoge Raad verwijst verder naar de wettelijke regeling van de kwaliteitsrekening van de gerechtsdeurwaarder (r.o. 3.3.3):

    “Bij de behandeling van de Gerechtsdeurwaarderswet in de Tweede Kamer is door de staatssecretaris van Justitie, in vervolg op een door hem bij de behandeling van de Wet op het notarisambt gedane toezegging voor een nadere studie over een algemene vermogensrechtelijke regeling van de derdenrekening (kwaliteitsrekening) in Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, een tweetal deelonderzoeken toegezegd: a) een theoretisch onderzoek gericht op de vraag, kort gezegd, wat het toepassingsgebied van een algemene vermogensrechtelijke regeling van de derdenrekening zou moeten zijn en b) een evaluatie van de praktijkervaringen met bestaande regelingen die de bescherming van derdengelden ten doel hebben (art. 25 Wet op het notarisambt, art. 19 Gerechtsdeurwaarderswet en de in de Boekhoudverordening 1998 van de Nederlandse Orde van Advocaten opgenomen regeling inzake de Stichting Derdengelden).

    Bij brief van 26 november 2001 heeft zijn ambtsopvolgster aan de Tweede Kamer bericht dat, teneinde een goed beeld te krijgen, de toegezegde evaluatie eerst in 2005 zal kunnen aanvangen en dat met de beantwoording van de vraag of het aanbeveling verdient een algemene vermogensrechtelijke regeling van de derdenrekening in het Burgerlijk Wetboek op te nemen, zal worden gewacht op de resultaten van die evaluatie. In die brief wees de staatssecretaris, ter weerlegging van de in de literatuur geuite bewering dat de in de wetgeving en de rechtspraak overheersende opvatting, dat derden gezamenlijk rechthebbende zijn op de uit de rekening voortkomende vordering op de bank, tot moeilijkheden leidde, op het arrest van de Hoge Raad van 12 januari 2001, nr. C99/091, NJ 2002, 371. In dit arrest heeft de Hoge Raad, naar analogie van de in art. 25 Wet op het notarisambt neergelegde regeling, aangenomen dat ook voor een niet onder die regeling vallende bijzondere notariële kwaliteitsrekening geldt dat de gezamenlijke rechthebbenden deelgenoot zijn in een gemeenschap als bedoeld in art. 3:166 lid 1 BW, en dat de deelgenoten bij de verdeling van deze gemeenschap een voorwaardelijk recht op toedeling van de door de notaris beheerde vordering op de kredietinstelling hebben.”

    De Hoge Raad beslist vervolgens in r.o. 3.3.4, dat de bankrekening van ProCall niet aangemerkt kan worden als kwaliteitsrekening, zodat deze gelden in de faillissementsboedel van ProCall vallen.

    Wijziging art. 21 Wet notarisambt i.v.m. grensoverschrijdende fusie, splitsing of omzetting

    In verband met de rol van de notaris bij deze verrichtingen is ook de Wet op het Notarisambt gewijzigd. Aan art. 21 Wet op het notarisambt is een zesde lid toegevoegd, dat luidt:

    “Bij verordening kunnen tevens nadere regels worden gesteld betreffende de toepassing van de artikelen 333i, achtste lid, 334uu, achtste lid, en 335l, zevende lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

    Invoering digitale notariële akte

    Met het oog op de mogelijkheid tot het digitaal oprichten van een BV wordt een nieuwe Titel VA ingevoegd. Deze treden waarschijnlijk in werking per 1 januari 2024. Zie ook het blog Digitale oprichting BV.

    De bepalingen luiden als volgt:

    TITEL VA. DE ELEKTRONISCHE NOTARIËLE AKTE

    Artikel 53a

    Voor de toepassing van deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: eidas-verordening:

    verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257); elektronisch identificatiemiddel:

    • a. een elektronisch identificatiemiddel dat is uitgegeven op grond van een stelsel voor elektronische identificatiemiddelen met betrouwbaarheidsniveau hoog als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel c, van de eidas-verordening; of
    • b. een elektronisch identificatiemiddel dat is uitgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van een stelsel voor elektronische identificatiemiddelen met betrouwbaarheidsniveau hoog als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel c, van de eidas-verordening, en dat ten behoeve van de grensoverschrijdende authenticatie is erkend overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van de eidas-verordening;

    elektronische notariële akte:

    de notariële akte, bedoeld in artikel 53b; richtlijn 2017/1132/EU:

    richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PbEU 2017, L 169); richtlijn 2019/1151/EU:

    richtlijn (EU) 2019/1151 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht (PbEU 2019, L 186); systeem voor gegevensverwerking:

    het systeem voor gegevensverwerking, bedoeld in artikel 53d.

    Artikel 53b

    Deze titel is van toepassing op de notariële akte van oprichting van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 175, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, indien de vennootschap wordt opgericht bij elektronische notariële akte als bedoeld in artikel 175a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

    Artikel 53c

    1. Het bestuur van de KNB wijst een model aan als bedoeld in artikel 13 nonies van richtlijn 2017/1132/EU in ten minste een officiële taal van de Unie die zoveel mogelijk grensoverschrijdende gebruikers grotendeels begrijpen.

    2. Het model, bedoeld in het eerste lid, wordt ter beschikking gesteld door middel van een openbaar toegankelijk door de KNB beheerd informatieportaal.

    Artikel 53d

    1. De notaris is aangesloten op een door de KNB beheerd systeem voor gegevensverwerking.

    2. Het systeem voor gegevensverwerking heeft tot doel de totstandkoming van een elektronische notariële akte mogelijk te maken.

    3. Binnen het systeem voor gegevensverwerking worden persoonsgegevens, waaronder het burgerservicenummer verwerkt voor zover dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van deze wet en op deze wet berustende bepalingen.

    4. Het systeem voor gegevensverwerking biedt in ieder geval de mogelijkheid tot:

    • a. het ondertekenen van de elektronische notariële akte;
    • b. de identificatie van partijen, getuigen, tolken en gevolmachtigden door middel van een elektronisch identificatiemiddel en de verificatie van hun identiteit;
    • c. het tot stand brengen van een directe beeld- en geluidverbinding tussen de verschijnende personen, getuigen en de notaris, die een natuurgetrouwe weergave biedt van wat zich op dat moment afspeelt in de ruimtes waarin de verschijnende personen, getuigen en de notaris zich bevinden;
    • d. het ondertekenen van de elektronische volmacht, bedoeld in artikel 53f, eerste lid;
    • e. het online betalen door middel van een online betaaldienst die voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 13 sexies van richtlijn 2017/1131/EU;
    • f. het verzamelen van de gegevens, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van richtlijn 2019/1151/EU.

    5. Het systeem voor gegevensverwerking:

    • a. is betrouwbaar;
    • b. is beveiligd tegen onbevoegd gebruik;
    • c. voldoet aan de meest recente internationale en nationale standaarden; en
    • d. stelt de partijen, getuigen, tolken en gevolmachtigden en de notaris in staat te voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde eisen ten aanzien van de elektronische notariële akte en de totstandkoming hiervan.

    6. Bij verordening worden nadere regels gesteld ten aanzien van het systeem voor gegevensverwerking, in ieder geval ten aanzien van de vereisten, bedoeld in het vijfde lid.

    Artikel 53e

    1. De ondertekening, bedoeld in artikel 37, tweede lid, eerste volzin, van een elektronische notariële akte vindt plaats via het systeem voor gegevensverwerking door het gebruik van een elektronische handtekening.

    2. Bij verordening worden nadere regels gesteld ten aanzien van de elektronische handtekening, bedoeld in het eerste lid.

    Artikel 53f

    1. Een volmacht tot medewerking aan een elektronische notariële akte wordt ten overstaan van de notaris die de elektronische notariële akte passeert, via het systeem voor gegevensverwerking verleend aan een onder diens verantwoordelijkheid werkzame persoon. De artikelen 53e en 53g zijn van overeenkomstige toepassing.

    2. De elektronische volmacht waaraan verschijnende personen hun bevoegdheid ontlenen als bedoeld in het eerste lid wordt aan de akte gekoppeld.

    Artikel 53g

    1. In afwijking van artikel 39, eerste lid, tweede volzin, stelt de notaris de identiteit van de personen die voor hem verschijnen vast aan de hand van een elektronisch identificatiemiddel via het systeem voor gegevensverwerking. Personen en getuigen kunnen aan de notaris verschijnen door het gebruik van een directe beeld- en geluidverbinding als bedoeld in artikel 53d, vierde lid, onderdeel c.

    2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de notaris in een individueel geval om de fysieke aanwezigheid van de partijen bij de akte verzoekt omdat hij redenen heeft om te vermoeden dat identiteitsfraude is gepleegd met het oog op de verificatie van de identiteit, en dit gerechtvaardigd is vanwege redenen van algemeen belang, namelijk het voorkomen van identiteitsmisbruik of – wijziging als bedoeld in artikel 13ter, vierde lid, van richtlijn 2017/1131/EU.

    3. Het eerste lid, tweede volzin, is niet van toepassing indien de notaris in een individueel geval om de fysieke aanwezigheid van de partijen bij de akte verzoekt omdat hij redenen heeft om te vermoeden dat de regels inzake handelingsbekwaamheid en vertegenwoordigingsbevoegdheid niet worden nageleefd, en dit gerechtvaardigd is vanwege redenen van algemeen belang, namelijk het waarborgen van de regels inzake de handelingsbekwaamheid van partijen en hun bevoegdheid om een vennootschap te vertegenwoordigen als bedoeld in artikel 13 octies, achtste lid, van richtlijn 2017/1131/EU.

    Artikel 53h

    1. De plaats waar de elektronische notariële akte is verleden, bedoeld in artikel 40, tweede lid, onderdeel e, is de plaats op het grondgebied van Nederland waar de notaris voor wie de elektronische notariële akte wordt verleden zich bevindt.

    2. De vermelding van het tijdstip van de ondertekening van de akte door de notaris, bedoeld in artikel 40, derde lid, vindt plaats door het gebruik van een gekwalificeerde elektronische tijdstempel als bedoeld in artikel 3, onderdeel 34, van de eidas-verordening.

    Artikel 53i

    1. In afwijking van artikel 41, tweede lid, wordt de inhoud van de elektronische notariële akte, van de elektronische volmacht, bedoeld in artikel 53f, eerste lid, en van overige elektronische bijlagen, duurzaam gesteld in een bij verordening aan te wijzen documentstandaard, die de betrouwbaarheid, de uitleesbaarheid en de beschikbaarheid van de inhoud waarborgt en voldoet aan de meest recente nationale of internationale standaarden. De aanwijzing vindt ten minste iedere vijf jaar plaats.

    2. Indien conversie van de inhoud van een verleden elektronische notariële akte, van een verleende elektronische volmacht, bedoeld in artikel 53f, eerste lid, en van overige elektronische bijlagen naar een andere documentstandaard noodzakelijk is om de duurzaamheid hiervan te waarborgen vindt conversie hiervan plaats naar een bij verordening aan te wijzen andere documentstandaard. Bij verordening worden regels gesteld over de wijze waarop deze conversie plaatsvindt. Na conversie is de elektronische notariële akte waarvan de inhoud is gesteld in de daartoe aangewezen documentstandaard de minuut van deze elektronische notariële akte.

    3. In afwijking van artikel 12, eerste en tweede lid, bewaart de notaris minuten van elektronische notariële akten die tot zijn protocol behoren, elektronische volmachten bedoeld in artikel 53f, eerste lid, en overige elektronische bijlagen bij de KNB. De KNB heeft geen inzage in de in de eerste volzin bedoelde minuten van elektronische notariële akten, elektronische volmachten en overige elektronische bijlagen.

    4. In afwijking van artikel 12, derde lid, worden bij verordening nadere regels gesteld ten aanzien van het bij de KNB bewaren van minuten van elektronische notariële akten, elektronische volmachten, bedoeld in artikel 53f, eerste lid, en overige elektronische bijlagen, alsmede regels met betrekking tot de wijze waarop de toegang van de notaris tot zijn protocol is gewaarborgd.

    Artikel 53j

    1. Artikel 43, derde lid, tweede volzin en vierde lid, derde volzin en artikel 45, eerste lid zijn niet van toepassing op de elektronische notariële akte.

    2. Ten aanzien van artikel 43, vierde lid, vijfde volzin, geldt dat met het aanbrengen van het uur en de minuut van die ondertekening wordt gelezen het aanbrengen van het gekwalificeerde elektronische tijdstempel als bedoeld in artikel 53h, tweede lid.

    3. Artikel 45, tweede lid, is van toepassing, met dien verstande dat ten aanzien van de tweede volzin de notaris niet een aantekening op de oorspronkelijke akte stelt, maar een aantekening aan de oorspronkelijke akte koppelt onder vermelding van datum en repertoriumnummer van dit proces-verbaal.

    4. Artikel 52, tweede en derde lid, is niet van toepassing op de elektronische handtekening, bedoeld in artikel 53e, eerste lid.

    Artikel 53k

    Onverminderd artikel 55, eerste lid, worden de vergoedingen voor de oprichting van een besloten vennootschap langs elektronische weg als bedoeld in artikel 175a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van artikel 13 quinquies van richtlijn 2017/1132/EU, op niet discriminerende wijze toegepast.

    Auteur & Last edit

    [MdV, 8-02-2020; laatste bewerking 24-9-2023]

    Wet op het notarisambt (WNA)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Wet op het notarisambt (WNA)

      Inleiding wet op het notarisambt

      Notarissen spelen van oudsher een belangrijke rol in het rechtssysteem van de samenleving. Zij dragen samen met andere beroepsgroepen zoals rechters, gerechtsdeurwaarders en advocaten zorg voor het goed functioneren van de democratische rechtsstaat. Notarissen vervullen daarbij een neutrale en onafhankelijke rol. Zij verzorgen de vastlegging van belangrijke juridische documenten, waarvan de wet voorschrijft dat die alleen door een notaris mogen worden opgemaakt. Zoals de levering van een onroerend goed en de levering van aandelen in een besloten vennootschap.

      Ook geven notarissen – net als andere juridische dienstverleners – advies en verlenen zij diensten bij het aangaan en opstellen van contracten en andere belangrijke juridische stukken, waarmee wordt getracht juridische problemen en geschillen te voorkomen. De notaris is een onafhankelijke, door de Staat (de Koning) benoemde ambtenaar, die onderworpen is aan wettelijke regels en aan toezicht door het Bureau Notarieel Toezicht (BNT). Dat geeft uiteraard niet de absolute garantie dat notarissen zich altijd zullen gedragen naar die regels, maar het biedt wel veel waarborgen. En het overgrote deel van de notarissen in Nederland is zeer betrouwbaar. Een luxe die in veel andere landen niet bestaat.

      Het beroep van notaris is een beschermde titel en aan notarissen worden allerlei opleidingseisen en kwaliteitseisen gesteld. Het beroep van notaris is geregeld in de Wet op het Notarisambt.

      Inhoud Wet op het notarisambt

      Titel I Begripsbepalingen (art. 1 WNA)

      Titel II Ambt, bevoegdheid, benoeming en ontslag notaris (art. 2 WNA tot en met art. 15 WNA)

      Titel III De uitoefening van het notarisambt (art. 16 WNA tot en met art. 30a WNA)

      Titel IIIa De toegevoegd notaris (art. 30b WNA tot en met art. 30d WNA)

      Titel IV De stage, de registratie van de werktijd en opleiding van de kandidaat-notaris (art. 31 WNA tot en met art. 36 WNA)

      Titel V De notariële akten, minuten, grossen en afschriften (art. 37 WNA tot en met art. 53 WNA)

      Titel VA Digitale notariële akte (art. 53a t/m art. 53k WNA)

      Titel VI De kosten van ambtelijke werkzaamheden van de notaris (art. 54 WNA tot en met art. 56 WNA)

      Titel VII De notariële  archieven (art. 57 WNA tot en met art. 59 WNA)

      Titel VIII De Koninklijke notariële  beroepsorganisatie (KNB, ook wel genoemd de ‘Notariële Broederschap’)

      Afd. 1 Organisatie KNB (art. 60 WNA tot en met art. 63 WNA)

      Afd. 2 Het bestuur van de KNB (art. 64 WNA tot en met art. 66 WNA)

      Afd. 3 De ledenraad van de KNB (art. 67 WNA tot en met art. 77 WNA)

      Afd. 4 De ALV van de KNB (art. 78 WNA tot en met art. 81 WNA)

      Afd. 5 De ringen van de KNB (art. 82 WNA tot en met art. 86 WNA)

      Afd. 6 De geldmiddelen van de KNB (art. 87 WNA tot en met art. 88 WNA)

      Afd. 6a Fonds KNB (art. 88a WNA)

      Afd. 7 Verordeningen en andere besluiten van de KNB (art. 89 WNA tot en met art. 92 WNA)

      Titel IX De tuchtrechtspraak en het toezicht op de notaris (art. 37 WNA tot en met art. 53 WNA)

      Afd. 1 Tuchtrechtspraak notarissen (art. 93 WNA tot en met art. 109 WNA)

      Afd. 2 Toezicht notarissen (art. 110 WNA tot en met art. 113 WNA)

      Titel IXa Het pensioen van de notaris (art. 113a WNA)

      Titel X Overgangs- en slotbepalingen (art. 114 WNA tot en met art. 135 WNA)

      Kwaliteitsrekening notaris

      De notaris dient voor de uitoefening van zijn ambt te beschikken over een zgn. ‘kwaliteitsrekening’ (art. 25 WNA). Dat is een bankrekening (bij een officiële bank onderworpen aan de Wft) die hij ‘uit hoofde van zijn ambt’ (oftewel ‘qualitate qua’, vandaar ‘kwaliteitsrekening) aanhoudt ten behoeve van de transacties die hij in opdracht uit hoofde van zijn ambt uitvoert. Deze rekening moet in de tenaamstelling vermelden, dat dit een rekening is van een notaris ex art. 25 WNA. Dit kunnen ook meerdere bankrekeningen zijn.

      Bij de uitoefening van het ambt van notaris zijn vaak geldtransacties gemoeid, waarbij zorgvuldig moet worden toegezien op de overdracht enerzijds en de betaling anderzijds. Een veel voorkomende transactie is de overschrijving van een onroerende zaak.

      Deze transacties kunnen complexer worden naarmate daar meer partijen bij betrokken zijn. Denk bvb. aan de hypotheekverstrekker bij de overdracht van een onroerende zaak, ten behoeve van wie de notaris erop moet toezien dat op het onroerende zaak ook daadwerkelijk hypotheek (de onderzetting) gevestigd wordt. De kwaliteitsrekening heeft de nodige rechtsvragen opgeroepen, die successievelijk door de Hoge Raad zijn beantwoord.

      De kwaliteitsrekening is door de Hoge Raad voor het eerst erkend in het – nog niet op ECLI gepubliceerde – Slis-Stroom-arrest (HR 3 februari 1984, NJ 1984, 752). Hier ging het nog slechts om een specifieke, voor één transactie geopende kwaliteitsrekening.

      Kunnen op een kwaliteitsrekening gelden voor meerdere transacties en partijen worden aangehouden?

      Een kwaliteitsrekening kan worden geopend voor slechts één transactie, maar er kan ook een zgn. ‘generieke’ kwaliteitsrekening geopend worden. Daarop kunnen gelden voor meerdere partijen en meerdere transacties worden aangehouden. De generieke kwaliteitsrekening – voor meerdere transacties – is in 1999 door de wetgever gecodificeerd in art. 25 WNA (Stb. 1999, 190).

      Tot wiens vermogen behoren de gelden op een kwaliteitsrekening?

      De gelden op de kwaliteitsrekening behoren niet tot het vermogen van de notaris zelf, maar behoren tot het vermogen van degenen, voor wie de gelden in het kader van een bepaalde transactie worden aangehouden. Wanneer (nog) niet duidelijk is, aan wie de gelden toebehoren, dan hebben de betrokken partijen een voorwaardelijk recht op de vordering. Dat klinkt ingewikkeld, maar bij bvb. een overdracht van een onroerende zaak is het door de koper gestorte geld van de verkoper, onder voorwaarde dat de overdracht is uitgevoerd, en is (blijft) het van de koper, als de overdracht niet plaatsvindt.

      Hiermee is de door sommigen (o.a. de Nijmeegse professoren Kortmann en Faber) verdedigde zienswijze, dat (het saldo op) de kwaliteitsrekening tot het vermogen van de notaris (of andere beroepsbeoefenaar) behoort, maar daarvan een afgescheiden vermogensgedeelte vormt, waarop ‘gewone’ crediteuren van degeen die de rekening aanhoudt zich niet kunnen verhalen, door de Hoge Raad en de wetgever van de hand gewezen. De belanghebbenden, die aanspraak kunnen maken op de gelden op de kwaliteitsrekening zijn deelgenoten in een goederenrechtelijke gemeenschap (zie ook de pagina Gemeenschap).

      In het arrest HR 12 januari 2001 (Koren q.q./Tekstra q.q.) eiste mr. Koren als curator van de – later zelf ook – gefailleerde bestuurder van het failliete EMS International B.V. de overwaarde van het huis van de bestuurder en zijn echtgenote op, dat op een kwaliteitsrekening van een notaris was geparkeerd. Dat saldo was daar na de verkoop van het huis op gereserveerd in overleg met die bestuurder en zijn echtgenote in het kader van een geschil over bestuurdersaansprakelijkheid tussen de curator van EMS International B.V., mr. Tekstra q.q., en deze bestuurder. Tussen partijen was een depot-overeenkomst opgesteld, op basis waarvan het depot met de eventueel daarop ontvangen rente zou worden uitgekeerd aan diegene die door partijen eensluidend daartoe schriftelijk wordt aangewezen, dan wel aan diegene die daartoe bij in kracht van gewijsde gegaan rechterlijk vonnis zou worden aangewezen.

      De Hoge Raad bekrachtigd de zienswijze van de rechtbank, dat het bedrag van de overwaarde daardoor uit het vermogen van de bestuurder en zijn echtgenote was verdwenen, en een op zichzelf staande gemeenschap was gaan vormen tussen de partijen bij de depot-overeenkomst, die daardoor ieder een voorwaardelijk recht op het depot verkregen.

      Mogen ook anderen dan notarissen kwaliteitsrekeningen aanhouden?

      De kwaliteitsrekening is voorbehouden aan specifieke beroepsgroepen, die in het kader van de transacties die zij uitvoeren gelden beheren voor derden. Het is niet de bedoeling, dat zij voor derden gaan ‘bankieren’ met die rekeningen, want dan worden zij een financiële instelling en moeten ze voldoen aan alle regels van de Wet Financieel Toezicht.

      Kwaliteitsrekeningen gerechtsdeurwaarders

      Naast notarissen kunnen (en moeten) ook gerechtsdeurwaarders een kwaliteitsrekening aanhouden (art. 19 Gerechtsdeurwaarderswet) (Stb. 2001, 70). Zie ook de pagina Gerechtsdeurwaarderswet.

      Kwaliteitsrekeningen advocaten, curatoren en accountants

      Ook advocaten kunnen via een Stichting derdengelden een of meerdere derdengeldrekeningen aanhouden om gelden die zij in het kader van hun beroep voor cliënten korte tijd onder zich hebben. De Stichting Derdengelden is de rekeninghouder van de kwaliteitsrekening, dus niet de advocaat zelf. Ook hier blijkt uit de tenaamstelling dat dit een bankrekening is voor het beheer van derdengelden, die de advocaat “q.q” aanhoudt. De NOvA stelt een twee-handtekeningen systeem verplicht. De Nederlandse Orde van Advocaten ziet er verder op toe, dat advocaten gelden voor cliënten niet op langdurige basis onder zich houden. De curator in een faillissement (doorgaans een advocaat) houdt ook een kwaliteitsrekening aan voor de boedel. In de tenaamstelling wordt dan vermeld “mr. X q.q. inzake faillissement Y”. Zie ook de pagina Advocatenwet. En verder kunnen accountants dergelijke rekeningen aanhouden.

      In het arrest HR 13 juni 2003 (ProCall) heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de vraag, of het aanhouden van een faillissementsrekening anders dan door een beperkte groep beroepsbeoefenaren ook mogelijk is voor anderen. De Hoge Raad oordeelt van niet, omdat dit een te grote inbreuk zou zijn op het wettelijke systeem van het verhaalsrecht en de wettelijke regeling van zekerheidsrechten, die aan bepaalde crediteuren – zoals pandhouders en hypotheekhouders – een separatistenpositie verleent. Zie ook de pagina Verhaalsrecht op goederen en de pagina Separatisten in faillissement.

      Dat argument berust volgens sommige schrijvers (Schoordijk, Kortmann en Steneker) op een denkfout, omdat er geen sprake is van afscheiding van deze gelden van het vermogen van degeen die de rekening aanhoudt: het geld is überhaupt niet van de rekeninghouder maar van de derden voor wie hij het geld beheert. De Hoge Raad baseert dit echter op de gedachtengang van de wetgever, die in 2005 bij een evaluatie van de thans geldende wettelijke bepalingen zou gaan onderzoeken of een wildgroei aan derdenrekeningen niet tot misbruik kan leiden. In dat onderzoek is nog geen voortgang geboekt.

      Derdenrekeningen aangehouden door advocaten of accountants moeten voldoen aan dezelfde regels als welke gelden voor notarissen (art. 25 WNA) en gerechtsdeurwaarders (art. 19 GDW). Zij mogen wel net als de wettelijke derdenrekeningen – naast derdenrekeningen voor één specifieke transactie – ook generieke derdenrekeningen hebben.

      Lees de overwegingen van HR 13 juni 2003 (ProCall)

      In de zaak die leidde tot het arrest HR 13 juni 2003 (ProCall) verzorgde het incassobureau ProCall de facturering en de incasso voor de Coöperatie van vrijgevestigde specialisten van het Beatrixziekenhuis. Aanvankelijk wilden ProCall en de Coöperatie een rekening openen op naam van de Coöperatie, waarop ProCall beschikkingsbevoegdheid kreeg, maar dit bleek (destijds) niet mogelijk. Daarop werd een “kwaliteitsrekening” geopend door ProCall op haar naam, met de vermelding “inzake Coöperatie Beatrixziekenhuis”. Op die rekening kwamen alleen betalingen van acceptgiro’s binnen voor de Coöperatie. Op 10 december 1997 ging ProCall failliet. Het saldo op de rekening was op dat moment NLG 72.000 en dit wies nog aan tot NLG 173.000. De curator van ProCall stelde zich op het standpunt dat dit saldo in de boedel viel. De rechtbank vond, dat de constructie voldeed aan de door de Hoge Raad geformuleerde voorwaarden van Slis-Stroom. De rechtbank achtte ook een generieke kwaliteitsrekening mogelijk, en oordeelde dat dit niet was voorbehouden aan specifieke beroepsgroepen zoals notarissen. Het Hof kwam echter tot een ander oordeel, en de Hoge Raad volgde het Hof hierin. De Hoge Raad hechtte belang aan de Parl. Geschiedenis over art. 25 WNA, en met name aan de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 1993/94, 23 706, nr. 3, p. 28). De Hoge Raad citeert de MvT (r.o. 3.3.2):

      “Gekozen is voor het stelsel van een “generale kwaliteitsrekening”. Gevolg is dat de onderhavige derden een positie krijgen die hen bevoorrecht boven andere schuldeisers van de notaris, zowel in privé als in kwaliteit, zoals bijv. hen jegens wie de notaris aansprakelijk is uit wanprestatie, onrechtmatige daad, onverschuldigde betaling. Dat de onderhavige groep derden een separatisten-positie wordt toegekend, spreekt niet van zelf, verg. HR 3 februari 1984, NJ 1984, 752, rov. 3.2, waar de nadruk wordt gelegd op de paritas creditorum.

      Om deze te doorbreken dienen er goede gronden te zijn. In dit geval kunnen die worden gezocht in de bescherming van het publiek dat erop mag vertrouwen en ook daadwerkelijk pleegt te vertrouwen dat de notaris wiens wettelijke taak in vele gevallen meebrengt dat hem door derden gelden worden toevertrouwd, deze gelden afgescheiden houdt van zijn eigen vermogen.”

      Het ruimhartig toelaten van de mogelijkheid om kwaliteitsrekeningen te openen, waarmee allerhande personen zoals incassobureau’s, assurantietussenpersonen, makelaars etc. dit soort rekeningen zou kunnen aanhouden, wordt van de hand gewezen. Daarmee zou het wettelijk systeem van het verhaalsrecht en van de wettelijke zekerheidsrechten ondergraven worden. De Hoge Raad wijst ook op dit punt op de Parlementaire geschiedenis, met name de opmerkingen van de de staatssecretaris van Justitie over de separatistenpositie binnen het verhaalsrecht bij de mondelinge behandeling in de Eerste Kamer:

      “Overigens lijkt het mij zeer wel denkbaar dat de nu in artikel 25 voorgestelde regeling een voorbeeldkarakter zal kunnen hebben voor een algemene regeling in het BW. Een probleem zal wel zijn wie voor een dergelijke regeling in aanmerking moet kunnen komen. In het voorstel van Kortmann en Faber wordt aan “een ieder die gelden beheert die voor een of meer belanghebbenden zijn bestemd” de mogelijkheid gegeven een kwaliteitsrekening aan te houden. Dat is dus niet beperkt tot vrije beroepsbeoefenaren of anderen die bijvoorbeeld in de uitoefening van hun bedrijf een dergelijke rekening nodig hebben.

      Dat roept ook praktische bezwaren op die het gevolg zijn van het onbeperkt scheppen van separatistenposities door middel van trustfiguren, waardoor bepaalde schuldeisers zich een sterkere positie kunnen verschaffen dan andere. Dat kan op gespannen voet komen te staan met het zorgvuldig afgewogen en met waarborgen voor derden omklede stelsel van voorrechten en zakelijke zekerheden. De ervaring leert dat figuren zoals de trust, waarmee men vermogens voor schuldeisers kan afschermen, vaak worden gebezigd voor afscherming tegen verhaal voor vorderingen van de overheid terzake van belastingen en premies. Bij de voorbereiding van een algemene regeling zal dan ook zeker het ministerie van Financiën betrokken worden.” (Handelingen I, 23 maart 1999, blz. 24-1056-1057).”

      De Hoge Raad verwijst verder naar de wettelijke regeling van de kwaliteitsrekening van de gerechtsdeurwaarder (r.o. 3.3.3):

      “Bij de behandeling van de Gerechtsdeurwaarderswet in de Tweede Kamer is door de staatssecretaris van Justitie, in vervolg op een door hem bij de behandeling van de Wet op het notarisambt gedane toezegging voor een nadere studie over een algemene vermogensrechtelijke regeling van de derdenrekening (kwaliteitsrekening) in Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, een tweetal deelonderzoeken toegezegd: a) een theoretisch onderzoek gericht op de vraag, kort gezegd, wat het toepassingsgebied van een algemene vermogensrechtelijke regeling van de derdenrekening zou moeten zijn en b) een evaluatie van de praktijkervaringen met bestaande regelingen die de bescherming van derdengelden ten doel hebben (art. 25 Wet op het notarisambt, art. 19 Gerechtsdeurwaarderswet en de in de Boekhoudverordening 1998 van de Nederlandse Orde van Advocaten opgenomen regeling inzake de Stichting Derdengelden).

      Bij brief van 26 november 2001 heeft zijn ambtsopvolgster aan de Tweede Kamer bericht dat, teneinde een goed beeld te krijgen, de toegezegde evaluatie eerst in 2005 zal kunnen aanvangen en dat met de beantwoording van de vraag of het aanbeveling verdient een algemene vermogensrechtelijke regeling van de derdenrekening in het Burgerlijk Wetboek op te nemen, zal worden gewacht op de resultaten van die evaluatie. In die brief wees de staatssecretaris, ter weerlegging van de in de literatuur geuite bewering dat de in de wetgeving en de rechtspraak overheersende opvatting, dat derden gezamenlijk rechthebbende zijn op de uit de rekening voortkomende vordering op de bank, tot moeilijkheden leidde, op het arrest van de Hoge Raad van 12 januari 2001, nr. C99/091, NJ 2002, 371. In dit arrest heeft de Hoge Raad, naar analogie van de in art. 25 Wet op het notarisambt neergelegde regeling, aangenomen dat ook voor een niet onder die regeling vallende bijzondere notariële kwaliteitsrekening geldt dat de gezamenlijke rechthebbenden deelgenoot zijn in een gemeenschap als bedoeld in art. 3:166 lid 1 BW, en dat de deelgenoten bij de verdeling van deze gemeenschap een voorwaardelijk recht op toedeling van de door de notaris beheerde vordering op de kredietinstelling hebben.”

      De Hoge Raad beslist vervolgens in r.o. 3.3.4, dat de bankrekening van ProCall niet aangemerkt kan worden als kwaliteitsrekening, zodat deze gelden in de faillissementsboedel van ProCall vallen.

      Wijziging art. 21 Wet notarisambt i.v.m. grensoverschrijdende fusie, splitsing of omzetting

      In verband met de rol van de notaris bij deze verrichtingen is ook de Wet op het Notarisambt gewijzigd. Aan art. 21 Wet op het notarisambt is een zesde lid toegevoegd, dat luidt:

      “Bij verordening kunnen tevens nadere regels worden gesteld betreffende de toepassing van de artikelen 333i, achtste lid, 334uu, achtste lid, en 335l, zevende lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

      Invoering digitale notariële akte

      Met het oog op de mogelijkheid tot het digitaal oprichten van een BV wordt een nieuwe Titel VA ingevoegd. Deze treden waarschijnlijk in werking per 1 januari 2024. Zie ook het blog Digitale oprichting BV.

      De bepalingen luiden als volgt:

      TITEL VA. DE ELEKTRONISCHE NOTARIËLE AKTE

      Artikel 53a

      Voor de toepassing van deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: eidas-verordening:

      verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257); elektronisch identificatiemiddel:

      • a. een elektronisch identificatiemiddel dat is uitgegeven op grond van een stelsel voor elektronische identificatiemiddelen met betrouwbaarheidsniveau hoog als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel c, van de eidas-verordening; of
      • b. een elektronisch identificatiemiddel dat is uitgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van een stelsel voor elektronische identificatiemiddelen met betrouwbaarheidsniveau hoog als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel c, van de eidas-verordening, en dat ten behoeve van de grensoverschrijdende authenticatie is erkend overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van de eidas-verordening;

      elektronische notariële akte:

      de notariële akte, bedoeld in artikel 53b; richtlijn 2017/1132/EU:

      richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PbEU 2017, L 169); richtlijn 2019/1151/EU:

      richtlijn (EU) 2019/1151 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht (PbEU 2019, L 186); systeem voor gegevensverwerking:

      het systeem voor gegevensverwerking, bedoeld in artikel 53d.

      Artikel 53b

      Deze titel is van toepassing op de notariële akte van oprichting van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 175, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, indien de vennootschap wordt opgericht bij elektronische notariële akte als bedoeld in artikel 175a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

      Artikel 53c

      1. Het bestuur van de KNB wijst een model aan als bedoeld in artikel 13 nonies van richtlijn 2017/1132/EU in ten minste een officiële taal van de Unie die zoveel mogelijk grensoverschrijdende gebruikers grotendeels begrijpen.

      2. Het model, bedoeld in het eerste lid, wordt ter beschikking gesteld door middel van een openbaar toegankelijk door de KNB beheerd informatieportaal.

      Artikel 53d

      1. De notaris is aangesloten op een door de KNB beheerd systeem voor gegevensverwerking.

      2. Het systeem voor gegevensverwerking heeft tot doel de totstandkoming van een elektronische notariële akte mogelijk te maken.

      3. Binnen het systeem voor gegevensverwerking worden persoonsgegevens, waaronder het burgerservicenummer verwerkt voor zover dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van deze wet en op deze wet berustende bepalingen.

      4. Het systeem voor gegevensverwerking biedt in ieder geval de mogelijkheid tot:

      • a. het ondertekenen van de elektronische notariële akte;
      • b. de identificatie van partijen, getuigen, tolken en gevolmachtigden door middel van een elektronisch identificatiemiddel en de verificatie van hun identiteit;
      • c. het tot stand brengen van een directe beeld- en geluidverbinding tussen de verschijnende personen, getuigen en de notaris, die een natuurgetrouwe weergave biedt van wat zich op dat moment afspeelt in de ruimtes waarin de verschijnende personen, getuigen en de notaris zich bevinden;
      • d. het ondertekenen van de elektronische volmacht, bedoeld in artikel 53f, eerste lid;
      • e. het online betalen door middel van een online betaaldienst die voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 13 sexies van richtlijn 2017/1131/EU;
      • f. het verzamelen van de gegevens, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van richtlijn 2019/1151/EU.

      5. Het systeem voor gegevensverwerking:

      • a. is betrouwbaar;
      • b. is beveiligd tegen onbevoegd gebruik;
      • c. voldoet aan de meest recente internationale en nationale standaarden; en
      • d. stelt de partijen, getuigen, tolken en gevolmachtigden en de notaris in staat te voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde eisen ten aanzien van de elektronische notariële akte en de totstandkoming hiervan.

      6. Bij verordening worden nadere regels gesteld ten aanzien van het systeem voor gegevensverwerking, in ieder geval ten aanzien van de vereisten, bedoeld in het vijfde lid.

      Artikel 53e

      1. De ondertekening, bedoeld in artikel 37, tweede lid, eerste volzin, van een elektronische notariële akte vindt plaats via het systeem voor gegevensverwerking door het gebruik van een elektronische handtekening.

      2. Bij verordening worden nadere regels gesteld ten aanzien van de elektronische handtekening, bedoeld in het eerste lid.

      Artikel 53f

      1. Een volmacht tot medewerking aan een elektronische notariële akte wordt ten overstaan van de notaris die de elektronische notariële akte passeert, via het systeem voor gegevensverwerking verleend aan een onder diens verantwoordelijkheid werkzame persoon. De artikelen 53e en 53g zijn van overeenkomstige toepassing.

      2. De elektronische volmacht waaraan verschijnende personen hun bevoegdheid ontlenen als bedoeld in het eerste lid wordt aan de akte gekoppeld.

      Artikel 53g

      1. In afwijking van artikel 39, eerste lid, tweede volzin, stelt de notaris de identiteit van de personen die voor hem verschijnen vast aan de hand van een elektronisch identificatiemiddel via het systeem voor gegevensverwerking. Personen en getuigen kunnen aan de notaris verschijnen door het gebruik van een directe beeld- en geluidverbinding als bedoeld in artikel 53d, vierde lid, onderdeel c.

      2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de notaris in een individueel geval om de fysieke aanwezigheid van de partijen bij de akte verzoekt omdat hij redenen heeft om te vermoeden dat identiteitsfraude is gepleegd met het oog op de verificatie van de identiteit, en dit gerechtvaardigd is vanwege redenen van algemeen belang, namelijk het voorkomen van identiteitsmisbruik of – wijziging als bedoeld in artikel 13ter, vierde lid, van richtlijn 2017/1131/EU.

      3. Het eerste lid, tweede volzin, is niet van toepassing indien de notaris in een individueel geval om de fysieke aanwezigheid van de partijen bij de akte verzoekt omdat hij redenen heeft om te vermoeden dat de regels inzake handelingsbekwaamheid en vertegenwoordigingsbevoegdheid niet worden nageleefd, en dit gerechtvaardigd is vanwege redenen van algemeen belang, namelijk het waarborgen van de regels inzake de handelingsbekwaamheid van partijen en hun bevoegdheid om een vennootschap te vertegenwoordigen als bedoeld in artikel 13 octies, achtste lid, van richtlijn 2017/1131/EU.

      Artikel 53h

      1. De plaats waar de elektronische notariële akte is verleden, bedoeld in artikel 40, tweede lid, onderdeel e, is de plaats op het grondgebied van Nederland waar de notaris voor wie de elektronische notariële akte wordt verleden zich bevindt.

      2. De vermelding van het tijdstip van de ondertekening van de akte door de notaris, bedoeld in artikel 40, derde lid, vindt plaats door het gebruik van een gekwalificeerde elektronische tijdstempel als bedoeld in artikel 3, onderdeel 34, van de eidas-verordening.

      Artikel 53i

      1. In afwijking van artikel 41, tweede lid, wordt de inhoud van de elektronische notariële akte, van de elektronische volmacht, bedoeld in artikel 53f, eerste lid, en van overige elektronische bijlagen, duurzaam gesteld in een bij verordening aan te wijzen documentstandaard, die de betrouwbaarheid, de uitleesbaarheid en de beschikbaarheid van de inhoud waarborgt en voldoet aan de meest recente nationale of internationale standaarden. De aanwijzing vindt ten minste iedere vijf jaar plaats.

      2. Indien conversie van de inhoud van een verleden elektronische notariële akte, van een verleende elektronische volmacht, bedoeld in artikel 53f, eerste lid, en van overige elektronische bijlagen naar een andere documentstandaard noodzakelijk is om de duurzaamheid hiervan te waarborgen vindt conversie hiervan plaats naar een bij verordening aan te wijzen andere documentstandaard. Bij verordening worden regels gesteld over de wijze waarop deze conversie plaatsvindt. Na conversie is de elektronische notariële akte waarvan de inhoud is gesteld in de daartoe aangewezen documentstandaard de minuut van deze elektronische notariële akte.

      3. In afwijking van artikel 12, eerste en tweede lid, bewaart de notaris minuten van elektronische notariële akten die tot zijn protocol behoren, elektronische volmachten bedoeld in artikel 53f, eerste lid, en overige elektronische bijlagen bij de KNB. De KNB heeft geen inzage in de in de eerste volzin bedoelde minuten van elektronische notariële akten, elektronische volmachten en overige elektronische bijlagen.

      4. In afwijking van artikel 12, derde lid, worden bij verordening nadere regels gesteld ten aanzien van het bij de KNB bewaren van minuten van elektronische notariële akten, elektronische volmachten, bedoeld in artikel 53f, eerste lid, en overige elektronische bijlagen, alsmede regels met betrekking tot de wijze waarop de toegang van de notaris tot zijn protocol is gewaarborgd.

      Artikel 53j

      1. Artikel 43, derde lid, tweede volzin en vierde lid, derde volzin en artikel 45, eerste lid zijn niet van toepassing op de elektronische notariële akte.

      2. Ten aanzien van artikel 43, vierde lid, vijfde volzin, geldt dat met het aanbrengen van het uur en de minuut van die ondertekening wordt gelezen het aanbrengen van het gekwalificeerde elektronische tijdstempel als bedoeld in artikel 53h, tweede lid.

      3. Artikel 45, tweede lid, is van toepassing, met dien verstande dat ten aanzien van de tweede volzin de notaris niet een aantekening op de oorspronkelijke akte stelt, maar een aantekening aan de oorspronkelijke akte koppelt onder vermelding van datum en repertoriumnummer van dit proces-verbaal.

      4. Artikel 52, tweede en derde lid, is niet van toepassing op de elektronische handtekening, bedoeld in artikel 53e, eerste lid.

      Artikel 53k

      Onverminderd artikel 55, eerste lid, worden de vergoedingen voor de oprichting van een besloten vennootschap langs elektronische weg als bedoeld in artikel 175a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van artikel 13 quinquies van richtlijn 2017/1132/EU, op niet discriminerende wijze toegepast.

      Auteur & Last edit

      [MdV, 8-02-2020; laatste bewerking 24-9-2023]

      Wet op het notarisambt (WNA)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!