Rechten op zeeschepen (Afd. 2, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)
Inleiding rechten op zeeschepen
In Afd. 2, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W. is de wettelijke regeling inzake de rechten op zeeschepen opgenomen. De afdeling bevat 19 bepalingen (art. 8:190 B.W. tot en met art. 8:208 B.W.).
Zeeschip in aanbouw is ook zeeschip
Voor de afdelingen 2 tot en met 5 van Titel 3 wordt een schip in aanbouw ook als zeeschip gezien (art. 8:190 lid 1 B.W.). Het criterium dat het schip moet drijven of hebben gedreven (art. 8:1 B.W.) geldt hier niet. De gedachte hierachter is dat op een schip in aanbouw al een hypotheekrecht kan worden gevestigd, om het bouwen van het schip te kunnen bekostigen. Het is daarom ook mogelijk om een schip in aanbouw al te boek te stellen.
De eigenaar van een zeeschip in aanbouw wordt ook als een reder gezien (art. 8:190 lid 1 B.W.) voor de toepassing van de afdelingen 2 tot en met 5 van titel 3.
Een schip in aanbouw zal ooit een voltooid schip worden, bestemd om te drijven en daadwerkelijk drijven of hebben gedreven (art. 8:1 B.W.). Als dit moment is aangebroken zal een schip in aanbouw geen nieuw schip worden (art. 8:190 lid 2 B.W.). Dit is gemakkelijk omdat het schip in aanbouw dat te boek gesteld stond, nu met dezelfde identiteit verder kan.
Herziening Kadasterwet
Sinds 1 september 2005 geldt de herziening van de Kadasterwet I. Voor de invoering van de herziening bestond er een gescheiden register voor zeeschepen (art. 8:191 B.W.). Sinds de herziening worden zeeschepen in hetzelfde register ingeschreven als binnenvaartschepen en luchtvaartuigen (art. 8 Kadasterwet).
Verplichtingen reder bij mede eigendom zeeschip; hoofdelijkheid
In deze afdeling staan enkele verplichtingen voor de reder. De verplichtingen die hier aan de reder worden opgelegd rusten op het moment dat één zeeschip meerdere eigenaren heeft mede op iedere mede-eigenaar, beherende vennoot of bestuurder.
Een schip kan op verschillende manieren meerdere eigenaren hebben, zo heeft een schip meerdere eigenaren als het toebehoort: aan meerdere personen, aan een vennootschap onder firma, aan een commanditaire vennootschap of aan een rechtspersoon (art. 8:192 B.W.).
Er zijn verschillende soorten rechtspersonen, dit houdt ook in dat de bestuurders van deze verschillende soorten rechtspersonen andere verplichtingen ten aanzien van een schip kunnen hebben. Er moet wel sprake zijn van bestuursbevoegdheid ten aanzien van een handeling nodig om de verplichting te vervullen, anders kan een bestuurder de verplichting niet voldoen.
Bij een stichting zouden zich hier problemen kunnen voordoen aangezien daar in de statuten geregeld moet zijn dat een bestuurder de bevoegdheid heeft om te handelen in naam van de stichting voordat een bestuurder aan eventuele verplichtingen kan voldoen (art. 2:292 B.W.). Op het moment dat de statuten dit niet bepalen kan de bestuurder van een stichting de verplichtingen niet uitvoeren.
Als iemand bestuurder is van een N.V. (art. 2:130 B.W.) of een B.V. (art. 2:240 B.W.) zal dit minder snel problemen opleveren aangezien de bestuurder daar volgens de wet de bevoegdheid heeft om te handelen in naam van de rechtspersoon. Zie ook de pagina Bestuur en toezicht naamloze vennootschap en de pagina Bestuur en toezicht besloten vennootschap.
Mogelijkheden teboekstelling zeeschepen
Het is mogelijk om een schip in te schrijven in het openbare register, het is echter geen verplichting. Wel gelden er enkele voorwaarden waaraan een schip moet voldoen zodat teboekstelling mogelijk is. Is het schip nog in aanbouw, dan moet het in Nederland in aanbouw zijn.
Op het moment dat het schip al is afgebouwd is de eis dat het gaat om een Nederlands schip in de zin van artikel 311 van het Wetboek van Koophandel.
Inschrijving zeeschip voor de visserij
Gaat het om een zeevisserschip dan moet het zijn ingeschreven in een krachtens artikel 3 der Visserijwet 1963aangehouden register (art. 8:194 lid 1 B.W.). Dit betreft vissersvaartuigen, welke bedrijfsmatig worden gebruikt voor de zeevisserij, de kustvisserij, de visserij op het IJsselmeer en andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen wateren.
Doorhaling teboekstelling zeeschepen
Het is mogelijk om de teboekstelling van een schip ongedaan te maken. De reder is de bevoegde persoon om een verzoek tot doorhaling van de teboekstelling te doen (art. 8:195 lid 1 B.W.). Daarnaast is het mogelijk dat een teboekstelling ambtshalve wordt doorgehaald.
In een aantal gevallen is de reder verplicht aangifte te doen om de teboekstelling van een zeeschip door te halen. Deze verplichting dient te voorkomen dat het register onjuistheden bevat of misleidend is. Voorbeelden van situaties waarbij de reder verplicht is om aangifte te doen zijn: als het schip is vergaan of bijvoorbeeld door rovers of vijanden is genomen (art. 8:195 lid 1 B.W.).
Voor deze verplichting tot aangifte geldt een termijn van drie maanden gerekend vanaf het moment dat de reden tot doorhaling zich heeft voorgedaan (art. 8:195 lid 2 B.W.).
Er is een zekere vorm van bescherming voor derden belanghebbenden bij het doorhalen van een teboekstelling. Zo kunnen derden zich verzetten tegen de doorhaling (art. 8:195 lid 3 B.W.).
Teboekstelling is slechts 1 keer mogelijk, dit geldt ook als het schip al in een soortgelijk buitenlands register is ingeschreven (art. 8:194 lid 2 B.W.). Hierop geldt wel de uitzondering dat op het moment dat het niet mogelijk is om een buitenlandse teboekstelling door te halen, te boekstelling in Nederland wel mogelijk is (art. 8:194 lid 3 B.W.). Daarnaast is een tijdelijke teboekstelling mogelijk, als het zeeschip ook nog in het buitenland te boek staat. De tijdelijkheid verdwijnt als de buitenlandse teboekstelling binnen dertig dagen doorgehaald wordt (art. 8:194 lid 3 B.W.).
Als niet aan alle vereisten voor de inschrijving is voldaan op het moment dat het zeeschip is ingeschreven, heeft de teboekstelling in de openbare registers simpelweg geen rechtsgevolg (art. 8:194 lid 5 B.W.).
Als de reder een verzoek tot teboekstelling wil doen is het een verplichting dat er een woonplaats in Nederland gekozen wordt. En deze woonplaats kan alleen vervangen worden door een andere woonplaats in Nederland (art. 8:194 lid 6 B.W.).
Onder het oude recht moest de reder onvoorwaardelijk verklaren dat het zeeschip te boek gesteld kon worden. Tegenwoordig is dit anders, op het moment dat de reder een teboekstelling verzoekt, moet hij daarbij ook een ondertekende verklaring voegen waarin hij verklaard dat naar zijn beste weten het schip voor teboekstelling als zeeschip vatbaar is (art. 8:194 lid 4 B.W.).
Teboekstelling zeeschip in het buitenland
Zolang de teboekstelling in Nederland niet is doorgehaald, worden de rechten die uit het register blijken beschermd tegen teboekstelling in het buitenland (art. 8:196 lid 1 B.W.). Op de rechten die uit het register blijken, heeft de teboekstelling in het buitenland geen rechtsgevolg.
De landen die hiermee bedoeld worden, zijn landen die geen gelijksoortige bepaling als artikel 8:194 lid 2 B.W. hebben. Deze bepaling bepaalt dat het onmogelijk is om een schip te boek te stellen als het al ergens anders te boek staat.
Op voorgaande regel is een uitzondering van toepassing. Een buitenlandse teboekstelling heeft wel rechtsgevolg, als de teboekstelling in de openbare registers in Nederland binnen een termijn van dertig dagen doorgehaald is. Deze uitzondering is ervoor bedoeld dat een buitenlandse geïnteresseerde, een hypotheek kan krijgen en daarmee de koopsom van het schip kan betalen (art. 8:196 lid 2 B.W.). Is de teboekstelling niet binnen de dertig dagen doorgehaald, dan is de uitzondering niet van toepassing.
Zakelijke rechten op zeeschepen
Er is maar een beperkt aantal zakelijke rechten die kunnen rusten op een zeeschip dat in de openbare registers te boek staat. Deze zakelijke rechten zijn, de eigendom, de hypotheek het vruchtgebruik en de voorrechten die zijn genoemd in artikel 8:211 B.W. en artikel 8:217 lid 1 onder b B.W (art. 8:197 B.W.).
In deze bepaling kan ook gelezen worden dat het wel mogelijk is om een pandrecht te vestigen op schepen die wel te boek gesteld kunnen worden maar niet te boek gesteld zijn.
Zeeschip als registergoed
Een zeeschip is een registergoed op het moment dat het teboekstaat, maar ook alleen dan. Een zeeschip dat niet te boek staat, maar waarbij dit wel mogelijk is, wordt gezien als een roerende zaak, niet registergoed (art. 8:199 lid 1 B.W.).
Het is bij de levering van zeeschepen niet mogelijk dat een vonnis van de rechter in de plaats treedt van een leveringsakte zolang het vonnis niet in kracht van gewijsde is gegaan (art. 8:199 lid 2 B.W.). Voor andere registergoederen is dit wel mogelijk als het vonnis aan een aantal eisen voldoet. Zie ook de pagina Algemene bepalingen vorderingsrecht over het in de plaats stellen van een rechterlijk vonnis voor de medewerking van een partij zelf aan een leveringshandeling.
Verkorte termijn verkrijgende verjaring teboekstaand zeeschip
De termijn voor verkrijgende verjaring met betrekking tot een teboekstaand schip is korter dan de termijn voor andere registergoederen. Bij teboekstaande schepen is deze termijn 5 jaar.
Voor andere registergoederen geldt een verjaringstermijn van tien jaar (art. 3:99 B.W.). Zie ook de pagina Verkrijging en verlies door verjaring.
Dit betekent dat een persoon die 5 jaar lang onafgebroken en te goeder trouw een zeeschip in zijn bezit heeft, na het verstrijken van deze periode, de eigendom, hypotheek of het vruchtgebruik hierover verkrijgt (art. 8:201 B.W.).
Inschrijving eigendom of ander zakelijk recht zeeschip na verkrijgende verjaring
Het is mogelijk om de verkrijging door verjaring in te schrijven in de openbare registers (art. 3:17 lid 1 sub I B.W.). De verjaring kan aan de verkrijger van het zeeschip worden tegengeworpen als hij hiervan op de hoogte was (art. 3:24 lid 1 B.W.). Daarnaast kan de verjaring ook aan de verkrijger worden tegengeworpen als hij er niet van op de hoogte was maar dit wel behoorde te zijn (art. 3:24 lid 2 sub e B.W.). Zie ook de pagina Inschrijvingen betreffende registergoederen.
Hypotheekrecht op zeeschip geldt ook zaken aan boord
Als er een hypotheekrecht op een zeeschip gevestigd is, zijn de zaken die uit hoofde van hun bestemming blijvend met het schip verboden zijn ook onderdeel van de hypotheek (art. 8:203 B.W.). Met de zaken die uit hoofde van hun bestemming blijvend met het schip verbonden zijn worden scheepstoebehoren bedoeld (art. 8:1 lid 4 B.W.).
Er geldt echter nog wel een aanvullende voorwaarde, namelijk dat de zaken aan de reder van het schip toebehoren (art. 8:203 B.W.). Het is mogelijk om te voorkomen dat de zaken die uit hoofde van hun bestemming blijvend met het schip verbonden zijn onder het hypotheekrecht vallen, dit is bijvoorbeeld mogelijk als de zaken aan de eigenaar van het schip verhuurd of in bruikleen gegeven zijn. Om dit te bewerkstelligen dienen bedingen die hieraan uitdrukking geven ingeschreven te worden in de openbare registers.
Notariële akte van hypotheekverlening zeeschip
Naast de algemene wettelijke vereisten aan een notariële akte van een hypotheekverlening vermeld in art. 3:260 lid 1 B.W. gelden voor zeeschepen aanvullende vereisten. Het zeeschip dient vermeld te worden (art. 8:202 B.W.). Zie ook de pagina Recht van hypotheek.
Voor deze vermelding is het niet voldoende om te verwijzen naar een document dat niet geregistreerd staat, of een groep schepen samen te noemen.
Rangorde hypotheekrecht zeeschepen
Vorderingen kunnen niet allemaal tegelijk betaald worden daarom is er in de wet een systeem met een rangorde ontwikkeld. Een door een hypotheekrecht gedekte vordering op een zeeschip heeft ook een plaats in deze rangorde. Zie ook de pagina Verhaalsrecht op goederen.
Deze vordering gaat na de vorderingen genoemd in artikel 8:210 B.W., art. 8:211 B.W., art. 8:221 B.W., art. 8:222 lid 1 B.W., art. 8:831 B.W. en art. 8:832 lid 1 B.W. (art. 8:204 B.W.). Op alle andere vorderingen met enig voorrecht gaat deze vordering gedekt door een hypotheekrecht op een zeeschip wel voor.
Als op de vordering ook rente zit, dan strekt de hypotheek zich ook tot zekerheid voor deze renten (art. 8:205 B.W.).
Hypotheekrecht op teboekstaand zeeschip
Het is mogelijk om een hypotheekrecht te vestigen op een te boek staand zeeschip. Er zijn bepalingen over het hypotheekrecht die niet alleen van toepassing zijn op het zeeschip maar ook op de bevrachting aan boord van het zeeschip. Deze bepalingen zijn art. 3:264 lid 1 en 2 B.W. (art. 8:207 lid 1 B.W.) inzake het huurbeding bij hypotheek. Zie ook de pagina Recht van hypotheek.
Niet alle bepalingen van het hypotheekrecht zijn echter ook op de bevrachting van een zeeschip van toepassing.
Normaliter hebben derden een aantal bevoegdheden als deze derden eigenaar zijn van goederen die een ander heeft verhypothekeerd (art. 3:234 B.W.). Deze bevoegdheden zijn echter niet van toepassing op een hypotheekrecht op een zeeschip met bevrachting (art. 8:207 lid 2 B.W.).
Daarnaast is er doorgaans de mogelijkheid in een specifieke situatie om terugwerkende kracht te verlenen aan een hypotheekinschrijving (art. 3:261 B.W.). Dit is echter uitgesloten bij een hypotheekrecht op een zeeschip met bevrachting (art. 8:207 lid 2 B.W.).
Een hypotheekrecht op een aandeel van een teboekstaand zeeschip blijft ook dan bestaan als het aandeel wordt vervreemd (art. 8:206 B.W.). Hiermee is het een uitzondering op de regel van art. 3:177 B.W. waarin staat dat een beperkt recht alleen dan op een aandeel blijft bestaan, als het deel wordt overgedragen aan iemand die een ander deel van het goed heeft.
Vruchtgebruik op een teboekstaand zeeschip
Het is mogelijk om vruchtgebruik te vestigen op een te boek staand zeeschip. Hiervoor geldt dat de bepalingen over vruchtgebruik (art. 3:217 B.W.) ook gelden op de bevrachting aan boord van het zeeschip. De kanttekening hierbij is wel dat het vruchtgebruik alleen dan ook van toepassing is op de bevrachting als de aard van de bepalingen hen niet uitsluitend toepasbaar maakt op pacht, huur van bedrijfsruimte of huur van woonruimte (art. 8:208 B.W.).
Auteur & Last edit
[KvdV, 9-02-2022]
Rechten op zeeschepen (Afd. 2, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)
Inleiding rechten op zeeschepen
In Afd. 2, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W. is de wettelijke regeling inzake de rechten op zeeschepen opgenomen. De afdeling bevat 19 bepalingen (art. 8:190 B.W. tot en met art. 8:208 B.W.).
Zeeschip in aanbouw is ook zeeschip
Voor de afdelingen 2 tot en met 5 van Titel 3 wordt een schip in aanbouw ook als zeeschip gezien (art. 8:190 lid 1 B.W.). Het criterium dat het schip moet drijven of hebben gedreven (art. 8:1 B.W.) geldt hier niet. De gedachte hierachter is dat op een schip in aanbouw al een hypotheekrecht kan worden gevestigd, om het bouwen van het schip te kunnen bekostigen. Het is daarom ook mogelijk om een schip in aanbouw al te boek te stellen.
De eigenaar van een zeeschip in aanbouw wordt ook als een reder gezien (art. 8:190 lid 1 B.W.) voor de toepassing van de afdelingen 2 tot en met 5 van titel 3.
Een schip in aanbouw zal ooit een voltooid schip worden, bestemd om te drijven en daadwerkelijk drijven of hebben gedreven (art. 8:1 B.W.). Als dit moment is aangebroken zal een schip in aanbouw geen nieuw schip worden (art. 8:190 lid 2 B.W.). Dit is gemakkelijk omdat het schip in aanbouw dat te boek gesteld stond, nu met dezelfde identiteit verder kan.
Herziening Kadasterwet
Sinds 1 september 2005 geldt de herziening van de Kadasterwet I. Voor de invoering van de herziening bestond er een gescheiden register voor zeeschepen (art. 8:191 B.W.). Sinds de herziening worden zeeschepen in hetzelfde register ingeschreven als binnenvaartschepen en luchtvaartuigen (art. 8 Kadasterwet).
Verplichtingen reder bij mede eigendom zeeschip; hoofdelijkheid
In deze afdeling staan enkele verplichtingen voor de reder. De verplichtingen die hier aan de reder worden opgelegd rusten op het moment dat één zeeschip meerdere eigenaren heeft mede op iedere mede-eigenaar, beherende vennoot of bestuurder.
Een schip kan op verschillende manieren meerdere eigenaren hebben, zo heeft een schip meerdere eigenaren als het toebehoort: aan meerdere personen, aan een vennootschap onder firma, aan een commanditaire vennootschap of aan een rechtspersoon (art. 8:192 B.W.).
Er zijn verschillende soorten rechtspersonen, dit houdt ook in dat de bestuurders van deze verschillende soorten rechtspersonen andere verplichtingen ten aanzien van een schip kunnen hebben. Er moet wel sprake zijn van bestuursbevoegdheid ten aanzien van een handeling nodig om de verplichting te vervullen, anders kan een bestuurder de verplichting niet voldoen.
Bij een stichting zouden zich hier problemen kunnen voordoen aangezien daar in de statuten geregeld moet zijn dat een bestuurder de bevoegdheid heeft om te handelen in naam van de stichting voordat een bestuurder aan eventuele verplichtingen kan voldoen (art. 2:292 B.W.). Op het moment dat de statuten dit niet bepalen kan de bestuurder van een stichting de verplichtingen niet uitvoeren.
Als iemand bestuurder is van een N.V. (art. 2:130 B.W.) of een B.V. (art. 2:240 B.W.) zal dit minder snel problemen opleveren aangezien de bestuurder daar volgens de wet de bevoegdheid heeft om te handelen in naam van de rechtspersoon. Zie ook de pagina Bestuur en toezicht naamloze vennootschap en de pagina Bestuur en toezicht besloten vennootschap.
Mogelijkheden teboekstelling zeeschepen
Het is mogelijk om een schip in te schrijven in het openbare register, het is echter geen verplichting. Wel gelden er enkele voorwaarden waaraan een schip moet voldoen zodat teboekstelling mogelijk is. Is het schip nog in aanbouw, dan moet het in Nederland in aanbouw zijn.
Op het moment dat het schip al is afgebouwd is de eis dat het gaat om een Nederlands schip in de zin van artikel 311 van het Wetboek van Koophandel.
Inschrijving zeeschip voor de visserij
Gaat het om een zeevisserschip dan moet het zijn ingeschreven in een krachtens artikel 3 der Visserijwet 1963aangehouden register (art. 8:194 lid 1 B.W.). Dit betreft vissersvaartuigen, welke bedrijfsmatig worden gebruikt voor de zeevisserij, de kustvisserij, de visserij op het IJsselmeer en andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen wateren.
Doorhaling teboekstelling zeeschepen
Het is mogelijk om de teboekstelling van een schip ongedaan te maken. De reder is de bevoegde persoon om een verzoek tot doorhaling van de teboekstelling te doen (art. 8:195 lid 1 B.W.). Daarnaast is het mogelijk dat een teboekstelling ambtshalve wordt doorgehaald.
In een aantal gevallen is de reder verplicht aangifte te doen om de teboekstelling van een zeeschip door te halen. Deze verplichting dient te voorkomen dat het register onjuistheden bevat of misleidend is. Voorbeelden van situaties waarbij de reder verplicht is om aangifte te doen zijn: als het schip is vergaan of bijvoorbeeld door rovers of vijanden is genomen (art. 8:195 lid 1 B.W.).
Voor deze verplichting tot aangifte geldt een termijn van drie maanden gerekend vanaf het moment dat de reden tot doorhaling zich heeft voorgedaan (art. 8:195 lid 2 B.W.).
Er is een zekere vorm van bescherming voor derden belanghebbenden bij het doorhalen van een teboekstelling. Zo kunnen derden zich verzetten tegen de doorhaling (art. 8:195 lid 3 B.W.).
Teboekstelling is slechts 1 keer mogelijk, dit geldt ook als het schip al in een soortgelijk buitenlands register is ingeschreven (art. 8:194 lid 2 B.W.). Hierop geldt wel de uitzondering dat op het moment dat het niet mogelijk is om een buitenlandse teboekstelling door te halen, te boekstelling in Nederland wel mogelijk is (art. 8:194 lid 3 B.W.). Daarnaast is een tijdelijke teboekstelling mogelijk, als het zeeschip ook nog in het buitenland te boek staat. De tijdelijkheid verdwijnt als de buitenlandse teboekstelling binnen dertig dagen doorgehaald wordt (art. 8:194 lid 3 B.W.).
Als niet aan alle vereisten voor de inschrijving is voldaan op het moment dat het zeeschip is ingeschreven, heeft de teboekstelling in de openbare registers simpelweg geen rechtsgevolg (art. 8:194 lid 5 B.W.).
Als de reder een verzoek tot teboekstelling wil doen is het een verplichting dat er een woonplaats in Nederland gekozen wordt. En deze woonplaats kan alleen vervangen worden door een andere woonplaats in Nederland (art. 8:194 lid 6 B.W.).
Onder het oude recht moest de reder onvoorwaardelijk verklaren dat het zeeschip te boek gesteld kon worden. Tegenwoordig is dit anders, op het moment dat de reder een teboekstelling verzoekt, moet hij daarbij ook een ondertekende verklaring voegen waarin hij verklaard dat naar zijn beste weten het schip voor teboekstelling als zeeschip vatbaar is (art. 8:194 lid 4 B.W.).
Teboekstelling zeeschip in het buitenland
Zolang de teboekstelling in Nederland niet is doorgehaald, worden de rechten die uit het register blijken beschermd tegen teboekstelling in het buitenland (art. 8:196 lid 1 B.W.). Op de rechten die uit het register blijken, heeft de teboekstelling in het buitenland geen rechtsgevolg.
De landen die hiermee bedoeld worden, zijn landen die geen gelijksoortige bepaling als artikel 8:194 lid 2 B.W. hebben. Deze bepaling bepaalt dat het onmogelijk is om een schip te boek te stellen als het al ergens anders te boek staat.
Op voorgaande regel is een uitzondering van toepassing. Een buitenlandse teboekstelling heeft wel rechtsgevolg, als de teboekstelling in de openbare registers in Nederland binnen een termijn van dertig dagen doorgehaald is. Deze uitzondering is ervoor bedoeld dat een buitenlandse geïnteresseerde, een hypotheek kan krijgen en daarmee de koopsom van het schip kan betalen (art. 8:196 lid 2 B.W.). Is de teboekstelling niet binnen de dertig dagen doorgehaald, dan is de uitzondering niet van toepassing.
Zakelijke rechten op zeeschepen
Er is maar een beperkt aantal zakelijke rechten die kunnen rusten op een zeeschip dat in de openbare registers te boek staat. Deze zakelijke rechten zijn, de eigendom, de hypotheek het vruchtgebruik en de voorrechten die zijn genoemd in artikel 8:211 B.W. en artikel 8:217 lid 1 onder b B.W (art. 8:197 B.W.).
In deze bepaling kan ook gelezen worden dat het wel mogelijk is om een pandrecht te vestigen op schepen die wel te boek gesteld kunnen worden maar niet te boek gesteld zijn.
Zeeschip als registergoed
Een zeeschip is een registergoed op het moment dat het teboekstaat, maar ook alleen dan. Een zeeschip dat niet te boek staat, maar waarbij dit wel mogelijk is, wordt gezien als een roerende zaak, niet registergoed (art. 8:199 lid 1 B.W.).
Het is bij de levering van zeeschepen niet mogelijk dat een vonnis van de rechter in de plaats treedt van een leveringsakte zolang het vonnis niet in kracht van gewijsde is gegaan (art. 8:199 lid 2 B.W.). Voor andere registergoederen is dit wel mogelijk als het vonnis aan een aantal eisen voldoet. Zie ook de pagina Algemene bepalingen vorderingsrecht over het in de plaats stellen van een rechterlijk vonnis voor de medewerking van een partij zelf aan een leveringshandeling.
Verkorte termijn verkrijgende verjaring teboekstaand zeeschip
De termijn voor verkrijgende verjaring met betrekking tot een teboekstaand schip is korter dan de termijn voor andere registergoederen. Bij teboekstaande schepen is deze termijn 5 jaar.
Voor andere registergoederen geldt een verjaringstermijn van tien jaar (art. 3:99 B.W.). Zie ook de pagina Verkrijging en verlies door verjaring.
Dit betekent dat een persoon die 5 jaar lang onafgebroken en te goeder trouw een zeeschip in zijn bezit heeft, na het verstrijken van deze periode, de eigendom, hypotheek of het vruchtgebruik hierover verkrijgt (art. 8:201 B.W.).
Inschrijving eigendom of ander zakelijk recht zeeschip na verkrijgende verjaring
Het is mogelijk om de verkrijging door verjaring in te schrijven in de openbare registers (art. 3:17 lid 1 sub I B.W.). De verjaring kan aan de verkrijger van het zeeschip worden tegengeworpen als hij hiervan op de hoogte was (art. 3:24 lid 1 B.W.). Daarnaast kan de verjaring ook aan de verkrijger worden tegengeworpen als hij er niet van op de hoogte was maar dit wel behoorde te zijn (art. 3:24 lid 2 sub e B.W.). Zie ook de pagina Inschrijvingen betreffende registergoederen.
Hypotheekrecht op zeeschip geldt ook zaken aan boord
Als er een hypotheekrecht op een zeeschip gevestigd is, zijn de zaken die uit hoofde van hun bestemming blijvend met het schip verboden zijn ook onderdeel van de hypotheek (art. 8:203 B.W.). Met de zaken die uit hoofde van hun bestemming blijvend met het schip verbonden zijn worden scheepstoebehoren bedoeld (art. 8:1 lid 4 B.W.).
Er geldt echter nog wel een aanvullende voorwaarde, namelijk dat de zaken aan de reder van het schip toebehoren (art. 8:203 B.W.). Het is mogelijk om te voorkomen dat de zaken die uit hoofde van hun bestemming blijvend met het schip verbonden zijn onder het hypotheekrecht vallen, dit is bijvoorbeeld mogelijk als de zaken aan de eigenaar van het schip verhuurd of in bruikleen gegeven zijn. Om dit te bewerkstelligen dienen bedingen die hieraan uitdrukking geven ingeschreven te worden in de openbare registers.
Notariële akte van hypotheekverlening zeeschip
Naast de algemene wettelijke vereisten aan een notariële akte van een hypotheekverlening vermeld in art. 3:260 lid 1 B.W. gelden voor zeeschepen aanvullende vereisten. Het zeeschip dient vermeld te worden (art. 8:202 B.W.). Zie ook de pagina Recht van hypotheek.
Voor deze vermelding is het niet voldoende om te verwijzen naar een document dat niet geregistreerd staat, of een groep schepen samen te noemen.
Rangorde hypotheekrecht zeeschepen
Vorderingen kunnen niet allemaal tegelijk betaald worden daarom is er in de wet een systeem met een rangorde ontwikkeld. Een door een hypotheekrecht gedekte vordering op een zeeschip heeft ook een plaats in deze rangorde. Zie ook de pagina Verhaalsrecht op goederen.
Deze vordering gaat na de vorderingen genoemd in artikel 8:210 B.W., art. 8:211 B.W., art. 8:221 B.W., art. 8:222 lid 1 B.W., art. 8:831 B.W. en art. 8:832 lid 1 B.W. (art. 8:204 B.W.). Op alle andere vorderingen met enig voorrecht gaat deze vordering gedekt door een hypotheekrecht op een zeeschip wel voor.
Als op de vordering ook rente zit, dan strekt de hypotheek zich ook tot zekerheid voor deze renten (art. 8:205 B.W.).
Hypotheekrecht op teboekstaand zeeschip
Het is mogelijk om een hypotheekrecht te vestigen op een te boek staand zeeschip. Er zijn bepalingen over het hypotheekrecht die niet alleen van toepassing zijn op het zeeschip maar ook op de bevrachting aan boord van het zeeschip. Deze bepalingen zijn art. 3:264 lid 1 en 2 B.W. (art. 8:207 lid 1 B.W.) inzake het huurbeding bij hypotheek. Zie ook de pagina Recht van hypotheek.
Niet alle bepalingen van het hypotheekrecht zijn echter ook op de bevrachting van een zeeschip van toepassing.
Normaliter hebben derden een aantal bevoegdheden als deze derden eigenaar zijn van goederen die een ander heeft verhypothekeerd (art. 3:234 B.W.). Deze bevoegdheden zijn echter niet van toepassing op een hypotheekrecht op een zeeschip met bevrachting (art. 8:207 lid 2 B.W.).
Daarnaast is er doorgaans de mogelijkheid in een specifieke situatie om terugwerkende kracht te verlenen aan een hypotheekinschrijving (art. 3:261 B.W.). Dit is echter uitgesloten bij een hypotheekrecht op een zeeschip met bevrachting (art. 8:207 lid 2 B.W.).
Een hypotheekrecht op een aandeel van een teboekstaand zeeschip blijft ook dan bestaan als het aandeel wordt vervreemd (art. 8:206 B.W.). Hiermee is het een uitzondering op de regel van art. 3:177 B.W. waarin staat dat een beperkt recht alleen dan op een aandeel blijft bestaan, als het deel wordt overgedragen aan iemand die een ander deel van het goed heeft.
Vruchtgebruik op een teboekstaand zeeschip
Het is mogelijk om vruchtgebruik te vestigen op een te boek staand zeeschip. Hiervoor geldt dat de bepalingen over vruchtgebruik (art. 3:217 B.W.) ook gelden op de bevrachting aan boord van het zeeschip. De kanttekening hierbij is wel dat het vruchtgebruik alleen dan ook van toepassing is op de bevrachting als de aard van de bepalingen hen niet uitsluitend toepasbaar maakt op pacht, huur van bedrijfsruimte of huur van woonruimte (art. 8:208 B.W.).
Auteur & Last edit
[KvdV, 9-02-2022]
Rechten op zeeschepen (Afd. 2, Titel 3, Hoofdstuk II, Boek 8 B.W.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!