Pagina inhoud

    Algemene voorwaarden (Afd. 3, Titel 5, Boek 6 B.W.)

    Inleiding algemene voorwaarden

    Bij het aangaan van een overeenkomst kan gebruik gemaakt worden van algemene voorwaarden. Deze gaan dan – mits de andere partij de algemene voorwaarden heeft aanvaard – onderdeel uitmaken van de overeenkomst. Degeen die algemene voorwaarden hanteert wordt kortweg “gebruiker” genoemd (art. 6:231 aanhef en sub b B.W.). En de andere partij “wederpartij” (sub c).

    Iedereen heeft wel eens algemene voorwaarden te maken gehad. Bij het gebruik van bijna alle digitale media word je gevraagd deze te accepteren. En bij iedere wijziging moet je dat opnieuw doen. Anders kun je van de aangeboden dienst geen gebruik meer maken.

    Bescherming van de wederpartij

    Algemene voorwaarden kunnen dus nogal dwingend zijn. Niet alleen bij digitale diensten, maar ook heel veel bedrijven die andere producten en diensten aanbieden maken daar gebruik van. Ter bescherming van de zwakkere contractspartij, die voor de (toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden tekent, heeft de wetgever in Afd. 3 van titel 5 (overeenkomstenrecht) van Boek 6 B.W. een aantal bepalingen over algemene voorwaarden opgenomen. De wederpartij wordt de mogelijkheid geboden één of meer bepalingen in de algemene voorwaarden te vernietigen.

    De titel omvat 17 bepalingen (art. 6:231 B.W. tot en met art. 6:247 B.W.). Die wettelijke bepalingen zijn met name bedoeld ter bescherming van de consument. Bij contracten tussen bedrijven gelden deze beschermende bepalingen dus niet, behalve de algemene wettelijke bepalingen in het begin van de wettelijke regeling. Wanneer algemene voorwaarden herhaaldelijk gebruikt worden tussen dezelfde partijen, en daar eerder niet over geklaagd is, dan neemt de rechter ook aan dat deze gewoon van toepassing zijn (“usus”). Zie verder art. 6:235 lid 3 B.W. hierna over bedrijven die identieke voorwaarden hanteren.

    Over de zgn. Bekendheidsuitzondering’ oordeelt de Hoge Raad HR 11 november 2022 (Raiffaisenbank/Eendracht) inzake art. 6:233 onder b en 6:234 lid 1 BW (met verwijzing naar HR 1 oktober 1999 (Konstruktiebedrijf Kampstaal) NJ 2000, 207) dat de manier waarop de (directeur van de) wederpartij bekend is met de algemene voorwaarden (en in casu het arbitragebeding) niet uitmaakt. De bestuurder was bekend met die voorwaarden omdat hij er een cursus over gevolgd had.

    De kernbepaling inzake de vernietiging van een beding in algemene voorwaarden vanwege de inhoud daarvan is art. 6:233 aanhef en sub a B.W.. Een bepaling in de algemene voorwaarden kan worden vernietigd wanneer die “onredelijk bezwarend” is voor de wederpartij.

    Dat betekent, dat de wederpartij niet de volledige algemene voorwaarden overboord kan gooien, maar alleen de onredelijk bezwarende bepalingen kan aantasten.

    De wetgever heeft voor algemene voorwaarden gehanteerd tegen consumenten een lijst gemaakt van onredelijke bedingen.

    Ambtshalve toetsing oneerlijk handelsbeding

    De rechter moet volgens het arrest HR 13 september 2013 (Heesakkers/Voets) ambtshalve toetsen of er sprake is van oneerlijke handelsbedingen, en als daarvan sprake is die buiten toepassing laten, ook als de verweerder geen beroep op heeft gedaan. Richtlijn 93/13 is niet rechtstreeks van toepassing in de Nederlandse rechtsorde. Een richtlijnconforme uitleg van het Nederlandse recht brengt echter mee dat de Nederlandse rechter op grond van art. 6:233 BW gehouden is het hiervoor bedoelde onderzoek ambtshalve te verrichten ingeval Richtlijn 93/13 die verplichting meebrengt.

    In dit verband is van belang dat uit art. 6 lid 1 van Richtlijn 93/13 de verplichting van de Lidstaten voortvloeit om een oneerlijk beding niet-bindend te oordelen. Het HvJEU heeft deze bepaling aldus uitgelegd dat de nationale rechter die heeft vastgesteld dat een beding in een overeenkomst tussen een verkoper en een consument oneerlijk is, zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten toepassing te laten (HvJEU 30 mei 2013, C-488/11 (Asbeek Brusse en De Man Garabito), punt 55-60).

    Toepasselijkheid van algemene voorwaarden

    Willen de algemene voorwaarden verbindend zijn voor de wederpartij bij de overeenkomst, dan moet de gebruiker er wel voor zorgen dat deze onderdeel van de overeenkomst uitmaken. Dat betekent dat het spel van aanbod en aanvaarding goed gespeeld moet worden, want anders gelden de algemene voorwaarden niet en heb je er dus niets aan als gebruiker. Zie ook de pagina Totstandkomen van overeenkomsten over aanbod en aanvaarding.

    Een veel gemaakte fout bij het gebruik van algemene voorwaarden is eerst de overeenkomst sluiten en de algemene voorwaarden daarna pas (bvb. afgedrukt op de achterkant van de factuur) toezenden. Ook terhandstelling van algemene voorwaarden in het stadium van de opdrachtbevestiging is te laat. Zie ook de hierna vermelde conclusie van P-G mr. Spier (onder nr. 3.6). De wederpartij kan dan zeggen: “de algemene voorwaarden maken geen onderdeel uit van de overeenkomst, want ik heb de toepasselijkheid ervan op onze overeenkomst bij het aangaan daarvan niet aanvaard”. Kortom terhandstelling na het bereiken van wilsovereenstemming over de overeenkomst is te laat. Zoals hierna te lezen verzacht art. 6:233 B.W. het vereiste van feitelijke terhandstelling echter enigszins.

    De wederpartij hoeft de voorwaarden niet daadwerkelijk gelezen te hebben

    In art. 6:232 B.W. is bepaald, dat de wederpartij ook dan aan de algemene voorwaarden gebonden is, als de gebruiker bij het sluiten van de overeenkomst begreep of moest begrijpen dat de wederpartij de inhoud daarvan niet kende. Dat is het wettelijke vertrekpunt. Dat neemt niet weg dat de gebruiker ze wel – voorafgaand – ter hand gesteld moet hebben, of de wederpartij de gelegenheid geboden moet hebben er kennis van te nemen, zoals blijkt uit art. 6:233 aanhef en sub b B.W.. De wederpartij moet dus wel de gelegenheid geboden zijn om de algemene voorwaarden te lezen, maar hoeft dit niet daadwerkelijk gedaan te hebben. In de praktijk leest bijna niemand algemene voorwaarden, zoals ook de P-G bij de Hoge Raad mr. J. Spier vaststelt in zijn conclusie bij het hierna vermelde arrest HR 21 september 2007 (paprikateler/leverancier substraatunit). Hij merkt degenen die deze wel lezen zelfs aan als “witte raven” (sub 3.16).

    De Hoge Raad overweegt in dit arrest voorts over de verhouding tussen de vraag naar toepasselijkheid van algemene voorwaarden versus de mogelijke vernietigbaarheid van een exoneratiebeding in die voorwaarden (r.o. 4.2):

    “Het antwoord op de vraag of de algemene voorwaarden die door een partij bij een overeenkomst worden gebruikt, op die overeenkomst van toepassing zijn geworden, volgt uit de in het algemeen geldende regels voor aanbod en aanvaarding, zoals deze zijn te begrijpen in het licht van de artikelen 3:33 en 3:35 BW. De artikelen 6:233 en 6:234 BW hebben betrekking op de daarvan te onderscheiden vraag of, en zo ja onder welke voorwaarden, een beding uit algemene voorwaarden die op de voet van vorenstaande regels tussen partijen van kracht zijn geworden, kan worden vernietigd (vgl. Parl. Gesch. Boek 6 (Inv. 3, 5 en 6), blz. 1573).” 

    Redelijke mogelijkheid om van de voorwaarden kennis te nemen

    De gebruiker mag in plaats van daadwerkelijke terhandstelling (fysiek, bij de offerte per brief of langs digitale weg) ook verwijzen naar de algemene voorwaarden. Het gaat er om dat de wederpartij “een redelijke mogelijkheid wordt geboden van de algemene voorwaarden kennis te nemen”. Dat dit is gebeurd moet bij geschil worden bewezen door de gebruiker van de algemene voorwaarden.

    Dit is af te leiden uit art. 6:233 aanhef en sub b B.W. dat bepaalt, dat de wederpartij een of meer bepalingen kan vernietigen, wanneer de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen.

    Het is voor de gebruiker dus belangrijk om er voor te zorgen, dat aan de wederpartij “een redelijke mogelijkheid” wordt geboden om van de inhoud van de algemene voorwaarden kennis te nemen. De wet geeft in art. 6:234 B.W. nadere regels over wat onder een redelijke wijze van kennisgeving van algemene voorwaarden is te verstaan. Dat kan door middel van ter inzage leggen of deponeren (lid 1), of door langs elektronische weg toezenden of beschikbaar stellen (lid 2). Een addertje zit er onder het gras bij niet elektronisch tot stand gekomen overeenkomsten: dan is voor elektronische toezending toestemming van de wederpartij vereist (lid 3). Vertrekpunt is echter daadwerkelijke terhandstelling, fysiek of digitaal (zie hierna). Wanneer gekozen wordt voor andere wegen kan dit tot problemen leiden.

    In het arrest HR 21 september 2007 (paprikateler/leverancier substraatunit) is de Hoge Raad ingegaan op het bewijsprobleem ten aanzien van de terhandstelling van algemene voorwaarden conform art. 6:234 lid 1 B.W. (NB in het arrest wordt gesproken van art. 6:234 lid 1 aanhef en sub a B.W.; bij de wetswijziging “Aanpassingswet dienstenrichtlijn” van 28-12-2009, Stb. 2009, 616 i.w.tr. Stb. 2009, 617 is de onderverdeling in a, b en c komen te vervallen. Het onderdeel (a) ziet op het zinsgedeelte in het huidige lid 1 “indien hij … ter hand heeft gesteld”).

    “Het hof heeft zijn oordeel dat het in de ALIB-voorwaarden opgenomen exoneratiebeding niet vernietigbaar is, gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien:
    – reeds in haar offerte heeft [verweerster] uitdrukkelijk melding gemaakt van de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden op al haar aanbiedingen;
    – [verweerster] heeft aan het slot van haar offertebevestiging – dus niet (alleen) op het postpapier waarop deze offertebevestiging was afgedrukt – vermeld: “Meegezonden is tevens een exemplaar van onze leveringsvoorwaarden”;
    – deze offertebevestiging is door [eiseres] voor akkoord ondertekend;
    – niet is gesteld of gebleken dat [eiseres] op andere wijze op deze offertebevestiging heeft gereageerd.

    Door onder deze omstandigheden te oordelen dat het in de ALIB-voorwaarden opgenomen exoneratiebeding niet vernietigbaar is omdat ervan moet worden uitgegaan dat deze voorwaarden samen met de offertebevestiging, dus nog voor het sluiten van de overeenkomst, aan [eiseres] ter hand zijn gesteld, heeft het hof niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven. Het hof heeft kennelijk met toepassing van art. 157 lid 2 Rv. geoordeeld dat de terhandstelling van de ALIB-voorwaarden aan [eiseres] in de zin van art. 6:234 lid 1, aanhef en onder a), tussen partijen vaststaat. [Eiseres] heeft immers zonder voorbehoud of protest de offertebevestiging van [verweerster] ondertekend, waarin is vermeld dat een exemplaar van deze algemene voorwaarden werd meegezonden, aldus nog steeds het hof.”

    Hiermee kiest de Hoge Raad voor een bewijstechnisch soepeler opstelling jegens de gebruiker van algemene voorwaarden dan werd voorgestaan door de P-G mr. J. Spier in diens conclusie bij dit arrest. De P-G stelde een striktere eis en meende dat een zinsnede in opdrachtbevestiging, dat algemene voorwaarden waren meegestuurd niet voldoende was. Die bepaling zou – blijkens ook een door hem geciteerd arrest van Hof Arnhem – zelfs op zichzelf een vernietigbaar beding ex art. 6:236 sub k B.W. kunnen zijn. Hij doet (in nr. 3.26 van zijn conclusie) een aantal suggesties om mogelijke problemen te ondervangen, zoals het in offertes e.a. uitingen uitdrukkelijk vermelden van de meest relevante bepalingen uit de algemene voorwaarden, zoals exoneratiebedingen. Bij dit arrest moet niet uit het oog verloren worden, dat deze casus ging over een geschil tussen twee bedrijven, en niet tussen een bedrijf (als gebruiker) en een consument.

    Digitale terhandstelling

    Terhandstelling langs digitale weg kan op twee manieren. De algemene voorwaarden kunnen “langs elektronische weg” ter hand gesteld worden, zodat ze kunnen worden opgeslagen en voor de wederpartij zo beschikbaar zijn om er kennis van te nemen (art. 6:234 lid 2 B.W.). Indien dit “redelijkerwijs niet mogelijk is”, dan kan ook worden verwezen naar de vindplaats (bij voorbeeld op een website) met vermelding dat ze op verzoek worden toegezonden. Het is verstandig om de toepasselijkheid in correspondentie en e-mails te vermelden, deze indien mogelijk bij te sluiten of anders in de e-mail aan te geven waar de algemene voorwaarden te vinden zijn en dat deze op verzoek worden toegezonden.

    Het criterium “indien digitale toezending redelijkerwijs niet mogelijk is” wordt in de rechtspraak strikt gehanteerd. Zie Rb. Gelderland 9 november 2016. Het zal in de praktijk niet snel zo zijn dat dit redelijkerwijs onmogelijk is. Ook bij toezending per email zal de gebruiker bij betwisting moeten kunnen bewijzen, dat de algemene voorwaarden zijn verzonden. Zie Rb. Noord-Holland 14 februari 2017 (Eye Media/Motown), waarbij de gebruiker verzuimd had te stellen en te bewijzen dat de voorwaarden per email waren toegezonden. Zie in dit verband ook op de pagina Algemene bepalingen dagvaardingsprocedure het daar opgemerkte over art. 85 Rv..

    Voor dienstverleners geldt het lichtere regime van art. 6:230c B.W. jo. art. 6:230b B.W. (zoals vermeld in art. 6:234 lid 1 B.W.), waarbij verwijzing naar een website volstaat. Idealiter moet bij digitale toezending hetzij een link worden toegevoegd of een PDF met de algemene voorwaarden. Zie over deze bepalingen ook de pagina Informatie over dienstverrichters in het kader van de Dienstenrichtlijn.

    Toestemming voor digitale toezending

    Wel moet acht geslagen worden op het feit, dat bij niet-digitaal tot stand komen van de overeenkomst voor toezending van de algemene voorwaarden langs digitale weg toestemming van de wederpartij vereist is (lid 3). In het arrest van Hof Den Haag 10 april 2018 (Homar/Aegon) gaat Aegon hierop nat, omdat zij (a) geen dienstverlener is en (b) zij niet kon aantonen dat de wederpartij had ingestemd met digitale toezending. Het Hof overweegt:

    “Voorshands is niet aannemelijk dat Aegon – nu zij als verzekeraar geen dienstverrichter is in de zin van art. 6:230a BW – zich kon bedienen van de in art. 6:234 lid 1 BW bedoelde mogelijkheid om de algemene voorwaarden overeenkomstig art. 6:230c BW aan Homar te verstrekken doordat deze voor Homar gemakkelijk elektronisch toegankelijk was op een door Aegon meegedeeld adres. Evenmin staat voorshands vast dat Aegon voor het bieden van die mogelijkheid kon volstaan met een algemene verwijzing naar de website van Aegon zoals in de polis vermeld. Nu gesteld noch gebleken is dat het redelijkerwijs niet mogelijk was om Homar door terhandstelling of verstrekking overeenkomstig art. 6:230c BW een redelijke mogelijkheid te bieden van de algemene voorwaarden kennis te nemen, komen de overige in art. 6:234 lid 1 BW omschreven wijzen om de bedoelde mogelijkheid te bieden in elk geval niet in aanmerking. Hetzelfde geldt voor de in lid 2 van art. 6:234 BW bedoelde wijzen, nu gesteld noch gebleken is dat Homar daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd zoals vereist op grond van lid 3 van die bepaling.”

    Voor bedrijven is aan te raden om de algemene voorwaarden met aanbiedingen en offertes mee te sturen, zodat geen misverstand kan bestaan dat de voorwaarden voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst onder de aandacht van de wederpartij gebracht zijn. In de praktijk wordt de zinsnede “op al onze aanbiedingen en offertes zijn onze algemene voorwaarden van toepassing” gebruikt. Met vermelding waar die te vinden zijn, of beter dus onder meesturen daarvan. De gebruiker moet deze ook desgevraagd op zijn kosten aan de wederpartij toezenden.

    Onredelijk bezwarend

    De wederpartij kan bepalingen uit de algemene voorwaarden echter ook vernietigen op inhoudelijke gronden. Art. 6:233 (sub a) B.W. bepaalt:

    “Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij”.

    Geen bescherming voor grote ondernemingen

    Grote ondernemingen kunnen zich niet beroepen op de vernietigingsgronden van art. 6:233 B.W. en art. 6:234 B.W. (art. 6:235 lid 1 B.W.). Het moet dan gaan om:

    a. een rechtspersoon bedoeld in art. 2:360 B.W., die

    (i) ten tijde van het sluiten van de overeenkomst laatstelijk zijn jaarrekening openbaar heeft gemaakt, of
    (ii) ten aanzien waarvan op dat tijdstip laatstelijk art. 2:403 lid 1 B.W. is toegepast; of

    b. een partij op wie het onder a bepaalde niet van toepassing is, indien op voormeld tijdstip bij haar vijftig of meer personen werkzaam zijn of op dat tijdstip uit een opgave krachtens de Handelsregisterwet 2007 blijkt dat bij haar vijftig of meer personen werkzaam zijn.

    Rechtspersonen als bedoeld in art. 2:360 B.W. zijn coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij, de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap en ‘betaalinstellingen’ die vallen onder de Wft. Zie de pagina Algemene bepaling jaarrekening en bestuursverslag. Zie over de 403-verklaring de pagina Bepalingen omtrent rechtspersonen van onderscheiden aard.

    In het arrest HR 20 mei 2022 (Peterson c.s./European Bulk Services) licht de Hoge Raad toe, dat de strekking van deze bepalingen blijkens de wetsgeschiedenis is een eenvoudig criterium aan te reiken. De enkele publicatie van een geconsolideerde balans van de groep is dus voldoende. Anders dan het onderdeel verdedigt, is dus niet vereist dat aan alle vereisten van art. 2:403 lid 1 BW is voldaan. Lees ook de bespreking op Lawyrup (lees Rechtspraak).

    Dus ook als een bedrijf zelf behoort tot de kleine bedrijven geldt art. 6:235 B.W. niettemin wanneer het bedrijf deel uitmaakt van een groep, waarvoor een 403-verklaring gedeponeerd is. Zie over de 403-verklaring de pagina Bepalingen omtrent rechtspersonen van onderscheiden aard.

    Bedrijven die dezelfde algemene voorwaarden gebruiken als waartegen zij zich willen verweren kunnen daar niet de vernietiging van inroepen (art. 6:235 lid 3 B.W.).

    Zwarte en grijze lijst

    Voor sommige voorwaarden geldt, dat die zo onredelijk zijn dat de wetgever ze aanmerkt als sowieso vernietigbaar (zwarte lijst, art. 6:236 B.W.).

    Vanwege de overmacht als gevolg van de coronamaatregelen worden er vaak vouchers aangeboden, maar de consument is niet verplicht die te accepteren. Dit kan ook niet worden afgedwongen via algemene voorwaarden, vanwege art. 6:236 aanhef en sub a en b B.W., die onredelijk bezwarend verklaren een beding:

    – dat de wederpartij geheel en onvoorwaardelijk het recht ontneemt de door de gebruiker toegezegde prestatie op te eisen;

    – dat de aan de wederpartij toekomende bevoegdheid tot ontbinding, zoals deze in Afd. 5 Titel 5 B.W. (art. 6:265 B.W.is geregeld, uitsluit of beperkt;

    Andere minder ernstige maar wel erg ten gunste van de gebruiker opgestelde bedingen worden aangemerkt als vermoedelijk vernietigbaar (grijze lijst, art. 6:237 B.W.).

    Als dit soort bedingen niet duidelijk geformuleerd zijn, dan moeten die bovendien op de voor de wederpartij meest gunstige wijze worden uitgelegd (art. 6:238 lid 2 B.W.).

    De gebruiker van de algemene voorwaarden kan het onredelijk bezwarende beding niet alsnog opnemen in de overeenkomst zelf om de vernietiging zo te ontlopen (art. 6:243 B.W.). Ook op bepalingen in de overeenkomst, die nauw verbonden zijn met het vernietigde beding, kan de gebruiker zich niet meer beroepen (art. 6:244 lid 1 B.W.).

    Belangenbehartigers van wederpartijen van de gebruikers van algemene voorwaarden

    Rechtspersonen die als doel hebben de belangen van consumenten, en ook van personen die een beroep of bedrijf uitoefenen, te beschermen kunnen ook een procedure beginnen waarmee zij vorderen dat een bepaald beding in algemene voorwaarden als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt. De wet regelt die mogelijkheid in art. 6:240 B.W.. De regeling doelt met name op verenigingen, die volledige rechtsbevoegdheid moeten hebben (informele verenigingen kunnen dit dus niet). Met lid 6 worden ook andere soortgelijke rechtspersonen van elders in de EU tot deze procedure toegelaten.

    Bij de implementatie van Richtlijn 2020/1828 is lid 6 gewijzigd, doordat er nu officiele aanwijzing plaatsvindt van organisaties, die binnen de EU erkend zijn als claimstichting. Zie ook de pagina Collectief actierecht.

    Gerechtshof Den Haag uitsluitend bevoegd

    Dat kan dus een consumentenorganisatie, een vakbond of een stichting zijn die zich speciaal richt op het tegengaan van onredelijk bezwarende bedingen in algemene voorwaarden. Een dergelijke vordering kan uitsluitend worden ingesteld bij het Gerechtshof te Den Haag (art. 6:241 B.W.).

    Procedure door de gebruiker ter opheffing van een veroordeling

    Wanneer de rechter een onredelijk beding op een dergelijke vordering heeft vernietigd of de gebruiker daarvan heeft gelast deze aan te passen, dan kan de gebruiker daarna – als hij meent dat hij van die veroordeling ontheven moet worden – een vorderingsprocedure met dat doel inleiden (art. 6:242 B.W.).

    Is de rechtspersoon inmiddels ontbonden, dan wordt deze procedure ingeleid met een verzoekschrift (lid 2).

    Afwijkende regels voor collectieve procedures tegen onredelijk bezwarende bedingen

    In Titel 12, Boek 3 Rv. worden bijzondere bepalingen gegeven voor deze procedures: daarbij wordt de eis van het vermelden van de naam en woonplaats van alle leden van een vereniging in het exploot te vermelden niet van toepassing verklaard in deze procedures. Zie de pagina Procedures onredelijk bezwarende bedingen.

    Regeling algemene voorwaarden geldt niet voor CAO

    Overigens gelden de wettelijke bepalingen inzake algemene voorwaarden niet voor arbeidsovereenkomsten en CAO’s (art. 6:245 B.W.).

    Jurisprudentie; battle of forms

    Het komt voor, dat twee partijen die met elkaar contracteren allebei algemene voorwaarden hanteren. Dan ontstaat er een “battle of forms”.

    Het komt soms ook voor, dat een partij twee verschillende sets algemene voorwaarden van toepassing verklaart, of in het midden laat welk van twee door hem genoemde voorwaarden van toepassing is op de overeenkomst. Over deze situaties heeft de Hoge Raad twee arresten gewezen, het arrest Visser/Avero en het arrest ForFarmers/Doens. Zie het blog bericht Twee sets algemene voorwaarden toepasselijk?

    Rechtspraak

    Eisen te stellen aan terhandstelling; bewijslastverdeling

    Hof Den Haag 10 april 2018 (Homar/Aegon) – Aegon had de voorwaarden gewoon kunnen toesturen en had geen toestemming de voorwaarden digitaal te versturen.

    Rb. Noord-Holland 14 februari 2017 (Eye Media/Motown) – voor de per email toegezonden algemene voorwaarden kent artikel 6:234 lid 2 BW een aparte regeling. Dat EMT aan deze regeling heeft voldaan, is – na de gemotiveerde betwisting door Motown – niet aannemelijk geworden. Het had op de weg van EMT gelegen om de email waarbij zij de opdrachtbevestiging heeft verstuurd in het geding te brengen, maar dat heeft zij nagelaten.

    Rb. Gelderland 9 november 2016 (BV X/BV Y) – aan de in art. 6:233 onder b BW vervatte norm (“redelijke mogelijkheid geboden van de algemene voorwaarden kennis te nemen”) is niet reeds voldaan indien de wederpartij de mogelijkheid heeft zelf door gebruikmaking van internet de algemene voorwaarden te raadplegen. Indien het redelijkerwijs mogelijk is de voorwaarden ter hand te stellen, eventueel door toezending per e-mail of per post, die dit ook daadwerkelijk te gebeuren.

    HR 21 september 2007 (paprikateler/leverancier substraatunit) – toepasselijkheid van algemene voorwaarden (art. 6:234 lid 1 B.W.)

    Auteur & Last edit

    [MdV, 30-06-2017; laatste bewerking 27-06-2023]

    Algemene voorwaarden (Afd. 3, Titel 5, Boek 6 B.W.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Algemene voorwaarden (Afd. 3, Titel 5, Boek 6 B.W.)

      Inleiding algemene voorwaarden

      Bij het aangaan van een overeenkomst kan gebruik gemaakt worden van algemene voorwaarden. Deze gaan dan – mits de andere partij de algemene voorwaarden heeft aanvaard – onderdeel uitmaken van de overeenkomst. Degeen die algemene voorwaarden hanteert wordt kortweg “gebruiker” genoemd (art. 6:231 aanhef en sub b B.W.). En de andere partij “wederpartij” (sub c).

      Iedereen heeft wel eens algemene voorwaarden te maken gehad. Bij het gebruik van bijna alle digitale media word je gevraagd deze te accepteren. En bij iedere wijziging moet je dat opnieuw doen. Anders kun je van de aangeboden dienst geen gebruik meer maken.

      Bescherming van de wederpartij

      Algemene voorwaarden kunnen dus nogal dwingend zijn. Niet alleen bij digitale diensten, maar ook heel veel bedrijven die andere producten en diensten aanbieden maken daar gebruik van. Ter bescherming van de zwakkere contractspartij, die voor de (toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden tekent, heeft de wetgever in Afd. 3 van titel 5 (overeenkomstenrecht) van Boek 6 B.W. een aantal bepalingen over algemene voorwaarden opgenomen. De wederpartij wordt de mogelijkheid geboden één of meer bepalingen in de algemene voorwaarden te vernietigen.

      De titel omvat 17 bepalingen (art. 6:231 B.W. tot en met art. 6:247 B.W.). Die wettelijke bepalingen zijn met name bedoeld ter bescherming van de consument. Bij contracten tussen bedrijven gelden deze beschermende bepalingen dus niet, behalve de algemene wettelijke bepalingen in het begin van de wettelijke regeling. Wanneer algemene voorwaarden herhaaldelijk gebruikt worden tussen dezelfde partijen, en daar eerder niet over geklaagd is, dan neemt de rechter ook aan dat deze gewoon van toepassing zijn (“usus”). Zie verder art. 6:235 lid 3 B.W. hierna over bedrijven die identieke voorwaarden hanteren.

      Over de zgn. Bekendheidsuitzondering’ oordeelt de Hoge Raad HR 11 november 2022 (Raiffaisenbank/Eendracht) inzake art. 6:233 onder b en 6:234 lid 1 BW (met verwijzing naar HR 1 oktober 1999 (Konstruktiebedrijf Kampstaal) NJ 2000, 207) dat de manier waarop de (directeur van de) wederpartij bekend is met de algemene voorwaarden (en in casu het arbitragebeding) niet uitmaakt. De bestuurder was bekend met die voorwaarden omdat hij er een cursus over gevolgd had.

      De kernbepaling inzake de vernietiging van een beding in algemene voorwaarden vanwege de inhoud daarvan is art. 6:233 aanhef en sub a B.W.. Een bepaling in de algemene voorwaarden kan worden vernietigd wanneer die “onredelijk bezwarend” is voor de wederpartij.

      Dat betekent, dat de wederpartij niet de volledige algemene voorwaarden overboord kan gooien, maar alleen de onredelijk bezwarende bepalingen kan aantasten.

      De wetgever heeft voor algemene voorwaarden gehanteerd tegen consumenten een lijst gemaakt van onredelijke bedingen.

      Ambtshalve toetsing oneerlijk handelsbeding

      De rechter moet volgens het arrest HR 13 september 2013 (Heesakkers/Voets) ambtshalve toetsen of er sprake is van oneerlijke handelsbedingen, en als daarvan sprake is die buiten toepassing laten, ook als de verweerder geen beroep op heeft gedaan. Richtlijn 93/13 is niet rechtstreeks van toepassing in de Nederlandse rechtsorde. Een richtlijnconforme uitleg van het Nederlandse recht brengt echter mee dat de Nederlandse rechter op grond van art. 6:233 BW gehouden is het hiervoor bedoelde onderzoek ambtshalve te verrichten ingeval Richtlijn 93/13 die verplichting meebrengt.

      In dit verband is van belang dat uit art. 6 lid 1 van Richtlijn 93/13 de verplichting van de Lidstaten voortvloeit om een oneerlijk beding niet-bindend te oordelen. Het HvJEU heeft deze bepaling aldus uitgelegd dat de nationale rechter die heeft vastgesteld dat een beding in een overeenkomst tussen een verkoper en een consument oneerlijk is, zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten toepassing te laten (HvJEU 30 mei 2013, C-488/11 (Asbeek Brusse en De Man Garabito), punt 55-60).

      Toepasselijkheid van algemene voorwaarden

      Willen de algemene voorwaarden verbindend zijn voor de wederpartij bij de overeenkomst, dan moet de gebruiker er wel voor zorgen dat deze onderdeel van de overeenkomst uitmaken. Dat betekent dat het spel van aanbod en aanvaarding goed gespeeld moet worden, want anders gelden de algemene voorwaarden niet en heb je er dus niets aan als gebruiker. Zie ook de pagina Totstandkomen van overeenkomsten over aanbod en aanvaarding.

      Een veel gemaakte fout bij het gebruik van algemene voorwaarden is eerst de overeenkomst sluiten en de algemene voorwaarden daarna pas (bvb. afgedrukt op de achterkant van de factuur) toezenden. Ook terhandstelling van algemene voorwaarden in het stadium van de opdrachtbevestiging is te laat. Zie ook de hierna vermelde conclusie van P-G mr. Spier (onder nr. 3.6). De wederpartij kan dan zeggen: “de algemene voorwaarden maken geen onderdeel uit van de overeenkomst, want ik heb de toepasselijkheid ervan op onze overeenkomst bij het aangaan daarvan niet aanvaard”. Kortom terhandstelling na het bereiken van wilsovereenstemming over de overeenkomst is te laat. Zoals hierna te lezen verzacht art. 6:233 B.W. het vereiste van feitelijke terhandstelling echter enigszins.

      De wederpartij hoeft de voorwaarden niet daadwerkelijk gelezen te hebben

      In art. 6:232 B.W. is bepaald, dat de wederpartij ook dan aan de algemene voorwaarden gebonden is, als de gebruiker bij het sluiten van de overeenkomst begreep of moest begrijpen dat de wederpartij de inhoud daarvan niet kende. Dat is het wettelijke vertrekpunt. Dat neemt niet weg dat de gebruiker ze wel – voorafgaand – ter hand gesteld moet hebben, of de wederpartij de gelegenheid geboden moet hebben er kennis van te nemen, zoals blijkt uit art. 6:233 aanhef en sub b B.W.. De wederpartij moet dus wel de gelegenheid geboden zijn om de algemene voorwaarden te lezen, maar hoeft dit niet daadwerkelijk gedaan te hebben. In de praktijk leest bijna niemand algemene voorwaarden, zoals ook de P-G bij de Hoge Raad mr. J. Spier vaststelt in zijn conclusie bij het hierna vermelde arrest HR 21 september 2007 (paprikateler/leverancier substraatunit). Hij merkt degenen die deze wel lezen zelfs aan als “witte raven” (sub 3.16).

      De Hoge Raad overweegt in dit arrest voorts over de verhouding tussen de vraag naar toepasselijkheid van algemene voorwaarden versus de mogelijke vernietigbaarheid van een exoneratiebeding in die voorwaarden (r.o. 4.2):

      “Het antwoord op de vraag of de algemene voorwaarden die door een partij bij een overeenkomst worden gebruikt, op die overeenkomst van toepassing zijn geworden, volgt uit de in het algemeen geldende regels voor aanbod en aanvaarding, zoals deze zijn te begrijpen in het licht van de artikelen 3:33 en 3:35 BW. De artikelen 6:233 en 6:234 BW hebben betrekking op de daarvan te onderscheiden vraag of, en zo ja onder welke voorwaarden, een beding uit algemene voorwaarden die op de voet van vorenstaande regels tussen partijen van kracht zijn geworden, kan worden vernietigd (vgl. Parl. Gesch. Boek 6 (Inv. 3, 5 en 6), blz. 1573).” 

      Redelijke mogelijkheid om van de voorwaarden kennis te nemen

      De gebruiker mag in plaats van daadwerkelijke terhandstelling (fysiek, bij de offerte per brief of langs digitale weg) ook verwijzen naar de algemene voorwaarden. Het gaat er om dat de wederpartij “een redelijke mogelijkheid wordt geboden van de algemene voorwaarden kennis te nemen”. Dat dit is gebeurd moet bij geschil worden bewezen door de gebruiker van de algemene voorwaarden.

      Dit is af te leiden uit art. 6:233 aanhef en sub b B.W. dat bepaalt, dat de wederpartij een of meer bepalingen kan vernietigen, wanneer de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen.

      Het is voor de gebruiker dus belangrijk om er voor te zorgen, dat aan de wederpartij “een redelijke mogelijkheid” wordt geboden om van de inhoud van de algemene voorwaarden kennis te nemen. De wet geeft in art. 6:234 B.W. nadere regels over wat onder een redelijke wijze van kennisgeving van algemene voorwaarden is te verstaan. Dat kan door middel van ter inzage leggen of deponeren (lid 1), of door langs elektronische weg toezenden of beschikbaar stellen (lid 2). Een addertje zit er onder het gras bij niet elektronisch tot stand gekomen overeenkomsten: dan is voor elektronische toezending toestemming van de wederpartij vereist (lid 3). Vertrekpunt is echter daadwerkelijke terhandstelling, fysiek of digitaal (zie hierna). Wanneer gekozen wordt voor andere wegen kan dit tot problemen leiden.

      In het arrest HR 21 september 2007 (paprikateler/leverancier substraatunit) is de Hoge Raad ingegaan op het bewijsprobleem ten aanzien van de terhandstelling van algemene voorwaarden conform art. 6:234 lid 1 B.W. (NB in het arrest wordt gesproken van art. 6:234 lid 1 aanhef en sub a B.W.; bij de wetswijziging “Aanpassingswet dienstenrichtlijn” van 28-12-2009, Stb. 2009, 616 i.w.tr. Stb. 2009, 617 is de onderverdeling in a, b en c komen te vervallen. Het onderdeel (a) ziet op het zinsgedeelte in het huidige lid 1 “indien hij … ter hand heeft gesteld”).

      “Het hof heeft zijn oordeel dat het in de ALIB-voorwaarden opgenomen exoneratiebeding niet vernietigbaar is, gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien:
      – reeds in haar offerte heeft [verweerster] uitdrukkelijk melding gemaakt van de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden op al haar aanbiedingen;
      – [verweerster] heeft aan het slot van haar offertebevestiging – dus niet (alleen) op het postpapier waarop deze offertebevestiging was afgedrukt – vermeld: “Meegezonden is tevens een exemplaar van onze leveringsvoorwaarden”;
      – deze offertebevestiging is door [eiseres] voor akkoord ondertekend;
      – niet is gesteld of gebleken dat [eiseres] op andere wijze op deze offertebevestiging heeft gereageerd.

      Door onder deze omstandigheden te oordelen dat het in de ALIB-voorwaarden opgenomen exoneratiebeding niet vernietigbaar is omdat ervan moet worden uitgegaan dat deze voorwaarden samen met de offertebevestiging, dus nog voor het sluiten van de overeenkomst, aan [eiseres] ter hand zijn gesteld, heeft het hof niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven. Het hof heeft kennelijk met toepassing van art. 157 lid 2 Rv. geoordeeld dat de terhandstelling van de ALIB-voorwaarden aan [eiseres] in de zin van art. 6:234 lid 1, aanhef en onder a), tussen partijen vaststaat. [Eiseres] heeft immers zonder voorbehoud of protest de offertebevestiging van [verweerster] ondertekend, waarin is vermeld dat een exemplaar van deze algemene voorwaarden werd meegezonden, aldus nog steeds het hof.”

      Hiermee kiest de Hoge Raad voor een bewijstechnisch soepeler opstelling jegens de gebruiker van algemene voorwaarden dan werd voorgestaan door de P-G mr. J. Spier in diens conclusie bij dit arrest. De P-G stelde een striktere eis en meende dat een zinsnede in opdrachtbevestiging, dat algemene voorwaarden waren meegestuurd niet voldoende was. Die bepaling zou – blijkens ook een door hem geciteerd arrest van Hof Arnhem – zelfs op zichzelf een vernietigbaar beding ex art. 6:236 sub k B.W. kunnen zijn. Hij doet (in nr. 3.26 van zijn conclusie) een aantal suggesties om mogelijke problemen te ondervangen, zoals het in offertes e.a. uitingen uitdrukkelijk vermelden van de meest relevante bepalingen uit de algemene voorwaarden, zoals exoneratiebedingen. Bij dit arrest moet niet uit het oog verloren worden, dat deze casus ging over een geschil tussen twee bedrijven, en niet tussen een bedrijf (als gebruiker) en een consument.

      Digitale terhandstelling

      Terhandstelling langs digitale weg kan op twee manieren. De algemene voorwaarden kunnen “langs elektronische weg” ter hand gesteld worden, zodat ze kunnen worden opgeslagen en voor de wederpartij zo beschikbaar zijn om er kennis van te nemen (art. 6:234 lid 2 B.W.). Indien dit “redelijkerwijs niet mogelijk is”, dan kan ook worden verwezen naar de vindplaats (bij voorbeeld op een website) met vermelding dat ze op verzoek worden toegezonden. Het is verstandig om de toepasselijkheid in correspondentie en e-mails te vermelden, deze indien mogelijk bij te sluiten of anders in de e-mail aan te geven waar de algemene voorwaarden te vinden zijn en dat deze op verzoek worden toegezonden.

      Het criterium “indien digitale toezending redelijkerwijs niet mogelijk is” wordt in de rechtspraak strikt gehanteerd. Zie Rb. Gelderland 9 november 2016. Het zal in de praktijk niet snel zo zijn dat dit redelijkerwijs onmogelijk is. Ook bij toezending per email zal de gebruiker bij betwisting moeten kunnen bewijzen, dat de algemene voorwaarden zijn verzonden. Zie Rb. Noord-Holland 14 februari 2017 (Eye Media/Motown), waarbij de gebruiker verzuimd had te stellen en te bewijzen dat de voorwaarden per email waren toegezonden. Zie in dit verband ook op de pagina Algemene bepalingen dagvaardingsprocedure het daar opgemerkte over art. 85 Rv..

      Voor dienstverleners geldt het lichtere regime van art. 6:230c B.W. jo. art. 6:230b B.W. (zoals vermeld in art. 6:234 lid 1 B.W.), waarbij verwijzing naar een website volstaat. Idealiter moet bij digitale toezending hetzij een link worden toegevoegd of een PDF met de algemene voorwaarden. Zie over deze bepalingen ook de pagina Informatie over dienstverrichters in het kader van de Dienstenrichtlijn.

      Toestemming voor digitale toezending

      Wel moet acht geslagen worden op het feit, dat bij niet-digitaal tot stand komen van de overeenkomst voor toezending van de algemene voorwaarden langs digitale weg toestemming van de wederpartij vereist is (lid 3). In het arrest van Hof Den Haag 10 april 2018 (Homar/Aegon) gaat Aegon hierop nat, omdat zij (a) geen dienstverlener is en (b) zij niet kon aantonen dat de wederpartij had ingestemd met digitale toezending. Het Hof overweegt:

      “Voorshands is niet aannemelijk dat Aegon – nu zij als verzekeraar geen dienstverrichter is in de zin van art. 6:230a BW – zich kon bedienen van de in art. 6:234 lid 1 BW bedoelde mogelijkheid om de algemene voorwaarden overeenkomstig art. 6:230c BW aan Homar te verstrekken doordat deze voor Homar gemakkelijk elektronisch toegankelijk was op een door Aegon meegedeeld adres. Evenmin staat voorshands vast dat Aegon voor het bieden van die mogelijkheid kon volstaan met een algemene verwijzing naar de website van Aegon zoals in de polis vermeld. Nu gesteld noch gebleken is dat het redelijkerwijs niet mogelijk was om Homar door terhandstelling of verstrekking overeenkomstig art. 6:230c BW een redelijke mogelijkheid te bieden van de algemene voorwaarden kennis te nemen, komen de overige in art. 6:234 lid 1 BW omschreven wijzen om de bedoelde mogelijkheid te bieden in elk geval niet in aanmerking. Hetzelfde geldt voor de in lid 2 van art. 6:234 BW bedoelde wijzen, nu gesteld noch gebleken is dat Homar daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd zoals vereist op grond van lid 3 van die bepaling.”

      Voor bedrijven is aan te raden om de algemene voorwaarden met aanbiedingen en offertes mee te sturen, zodat geen misverstand kan bestaan dat de voorwaarden voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst onder de aandacht van de wederpartij gebracht zijn. In de praktijk wordt de zinsnede “op al onze aanbiedingen en offertes zijn onze algemene voorwaarden van toepassing” gebruikt. Met vermelding waar die te vinden zijn, of beter dus onder meesturen daarvan. De gebruiker moet deze ook desgevraagd op zijn kosten aan de wederpartij toezenden.

      Onredelijk bezwarend

      De wederpartij kan bepalingen uit de algemene voorwaarden echter ook vernietigen op inhoudelijke gronden. Art. 6:233 (sub a) B.W. bepaalt:

      “Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij”.

      Geen bescherming voor grote ondernemingen

      Grote ondernemingen kunnen zich niet beroepen op de vernietigingsgronden van art. 6:233 B.W. en art. 6:234 B.W. (art. 6:235 lid 1 B.W.). Het moet dan gaan om:

      a. een rechtspersoon bedoeld in art. 2:360 B.W., die

      (i) ten tijde van het sluiten van de overeenkomst laatstelijk zijn jaarrekening openbaar heeft gemaakt, of
      (ii) ten aanzien waarvan op dat tijdstip laatstelijk art. 2:403 lid 1 B.W. is toegepast; of

      b. een partij op wie het onder a bepaalde niet van toepassing is, indien op voormeld tijdstip bij haar vijftig of meer personen werkzaam zijn of op dat tijdstip uit een opgave krachtens de Handelsregisterwet 2007 blijkt dat bij haar vijftig of meer personen werkzaam zijn.

      Rechtspersonen als bedoeld in art. 2:360 B.W. zijn coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij, de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap en ‘betaalinstellingen’ die vallen onder de Wft. Zie de pagina Algemene bepaling jaarrekening en bestuursverslag. Zie over de 403-verklaring de pagina Bepalingen omtrent rechtspersonen van onderscheiden aard.

      In het arrest HR 20 mei 2022 (Peterson c.s./European Bulk Services) licht de Hoge Raad toe, dat de strekking van deze bepalingen blijkens de wetsgeschiedenis is een eenvoudig criterium aan te reiken. De enkele publicatie van een geconsolideerde balans van de groep is dus voldoende. Anders dan het onderdeel verdedigt, is dus niet vereist dat aan alle vereisten van art. 2:403 lid 1 BW is voldaan. Lees ook de bespreking op Lawyrup (lees Rechtspraak).

      Dus ook als een bedrijf zelf behoort tot de kleine bedrijven geldt art. 6:235 B.W. niettemin wanneer het bedrijf deel uitmaakt van een groep, waarvoor een 403-verklaring gedeponeerd is. Zie over de 403-verklaring de pagina Bepalingen omtrent rechtspersonen van onderscheiden aard.

      Bedrijven die dezelfde algemene voorwaarden gebruiken als waartegen zij zich willen verweren kunnen daar niet de vernietiging van inroepen (art. 6:235 lid 3 B.W.).

      Zwarte en grijze lijst

      Voor sommige voorwaarden geldt, dat die zo onredelijk zijn dat de wetgever ze aanmerkt als sowieso vernietigbaar (zwarte lijst, art. 6:236 B.W.).

      Vanwege de overmacht als gevolg van de coronamaatregelen worden er vaak vouchers aangeboden, maar de consument is niet verplicht die te accepteren. Dit kan ook niet worden afgedwongen via algemene voorwaarden, vanwege art. 6:236 aanhef en sub a en b B.W., die onredelijk bezwarend verklaren een beding:

      – dat de wederpartij geheel en onvoorwaardelijk het recht ontneemt de door de gebruiker toegezegde prestatie op te eisen;

      – dat de aan de wederpartij toekomende bevoegdheid tot ontbinding, zoals deze in Afd. 5 Titel 5 B.W. (art. 6:265 B.W.is geregeld, uitsluit of beperkt;

      Andere minder ernstige maar wel erg ten gunste van de gebruiker opgestelde bedingen worden aangemerkt als vermoedelijk vernietigbaar (grijze lijst, art. 6:237 B.W.).

      Als dit soort bedingen niet duidelijk geformuleerd zijn, dan moeten die bovendien op de voor de wederpartij meest gunstige wijze worden uitgelegd (art. 6:238 lid 2 B.W.).

      De gebruiker van de algemene voorwaarden kan het onredelijk bezwarende beding niet alsnog opnemen in de overeenkomst zelf om de vernietiging zo te ontlopen (art. 6:243 B.W.). Ook op bepalingen in de overeenkomst, die nauw verbonden zijn met het vernietigde beding, kan de gebruiker zich niet meer beroepen (art. 6:244 lid 1 B.W.).

      Belangenbehartigers van wederpartijen van de gebruikers van algemene voorwaarden

      Rechtspersonen die als doel hebben de belangen van consumenten, en ook van personen die een beroep of bedrijf uitoefenen, te beschermen kunnen ook een procedure beginnen waarmee zij vorderen dat een bepaald beding in algemene voorwaarden als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt. De wet regelt die mogelijkheid in art. 6:240 B.W.. De regeling doelt met name op verenigingen, die volledige rechtsbevoegdheid moeten hebben (informele verenigingen kunnen dit dus niet). Met lid 6 worden ook andere soortgelijke rechtspersonen van elders in de EU tot deze procedure toegelaten.

      Bij de implementatie van Richtlijn 2020/1828 is lid 6 gewijzigd, doordat er nu officiele aanwijzing plaatsvindt van organisaties, die binnen de EU erkend zijn als claimstichting. Zie ook de pagina Collectief actierecht.

      Gerechtshof Den Haag uitsluitend bevoegd

      Dat kan dus een consumentenorganisatie, een vakbond of een stichting zijn die zich speciaal richt op het tegengaan van onredelijk bezwarende bedingen in algemene voorwaarden. Een dergelijke vordering kan uitsluitend worden ingesteld bij het Gerechtshof te Den Haag (art. 6:241 B.W.).

      Procedure door de gebruiker ter opheffing van een veroordeling

      Wanneer de rechter een onredelijk beding op een dergelijke vordering heeft vernietigd of de gebruiker daarvan heeft gelast deze aan te passen, dan kan de gebruiker daarna – als hij meent dat hij van die veroordeling ontheven moet worden – een vorderingsprocedure met dat doel inleiden (art. 6:242 B.W.).

      Is de rechtspersoon inmiddels ontbonden, dan wordt deze procedure ingeleid met een verzoekschrift (lid 2).

      Afwijkende regels voor collectieve procedures tegen onredelijk bezwarende bedingen

      In Titel 12, Boek 3 Rv. worden bijzondere bepalingen gegeven voor deze procedures: daarbij wordt de eis van het vermelden van de naam en woonplaats van alle leden van een vereniging in het exploot te vermelden niet van toepassing verklaard in deze procedures. Zie de pagina Procedures onredelijk bezwarende bedingen.

      Regeling algemene voorwaarden geldt niet voor CAO

      Overigens gelden de wettelijke bepalingen inzake algemene voorwaarden niet voor arbeidsovereenkomsten en CAO’s (art. 6:245 B.W.).

      Jurisprudentie; battle of forms

      Het komt voor, dat twee partijen die met elkaar contracteren allebei algemene voorwaarden hanteren. Dan ontstaat er een “battle of forms”.

      Het komt soms ook voor, dat een partij twee verschillende sets algemene voorwaarden van toepassing verklaart, of in het midden laat welk van twee door hem genoemde voorwaarden van toepassing is op de overeenkomst. Over deze situaties heeft de Hoge Raad twee arresten gewezen, het arrest Visser/Avero en het arrest ForFarmers/Doens. Zie het blog bericht Twee sets algemene voorwaarden toepasselijk?

      Rechtspraak

      Eisen te stellen aan terhandstelling; bewijslastverdeling

      Hof Den Haag 10 april 2018 (Homar/Aegon) – Aegon had de voorwaarden gewoon kunnen toesturen en had geen toestemming de voorwaarden digitaal te versturen.

      Rb. Noord-Holland 14 februari 2017 (Eye Media/Motown) – voor de per email toegezonden algemene voorwaarden kent artikel 6:234 lid 2 BW een aparte regeling. Dat EMT aan deze regeling heeft voldaan, is – na de gemotiveerde betwisting door Motown – niet aannemelijk geworden. Het had op de weg van EMT gelegen om de email waarbij zij de opdrachtbevestiging heeft verstuurd in het geding te brengen, maar dat heeft zij nagelaten.

      Rb. Gelderland 9 november 2016 (BV X/BV Y) – aan de in art. 6:233 onder b BW vervatte norm (“redelijke mogelijkheid geboden van de algemene voorwaarden kennis te nemen”) is niet reeds voldaan indien de wederpartij de mogelijkheid heeft zelf door gebruikmaking van internet de algemene voorwaarden te raadplegen. Indien het redelijkerwijs mogelijk is de voorwaarden ter hand te stellen, eventueel door toezending per e-mail of per post, die dit ook daadwerkelijk te gebeuren.

      HR 21 september 2007 (paprikateler/leverancier substraatunit) – toepasselijkheid van algemene voorwaarden (art. 6:234 lid 1 B.W.)

      Auteur & Last edit

      [MdV, 30-06-2017; laatste bewerking 27-06-2023]

      Algemene voorwaarden (Afd. 3, Titel 5, Boek 6 B.W.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!