Vrijwaring (Par. 2, Afd. 10, Boek 1 Rv.)
Inleiding vrijwaring
Vrijwaring is het incident waarmee de gedaagde vraagt een derde te mogen oproepen in de procedure teneinde hem te vrijwaren tegen de vorderingen van de eiser. Hiermee ontstaat – als de rechter de incidentele vordering toewijst – een parallelle procedure in vrijwaring. De vrijwaringsprocedure is geregeld in Par. 2, Afd. 10 van Titel 2, Boek 1 Rv.. De paragraaf omvat 7 artikelen (art. 210 Rv. tot en met art. 216 Rv.).
Vrijwaring is de rechtsfiguur, waarbij een derde partij (C) (de waarborg) in een procedure wordt betrokken door de gedaagde (B) tegen wie een vordering is ingesteld. De gedaagde vordert daarbij, dat de waarborg zal worden veroordeeld hetgeen te voldoen waartoe de gedaagde in de hoofdzaak veroordeeld zal worden. Het verschil met voeging en tussenkomst is, dat de waarborg niet vrijwillig in de procedure wordt betrokken (zie ook de pagina Voeging en tussenkomst). Een tweede verschil is, dat er bij vrijwaring een tweede, afzonderlijke procedure wordt gevoerd naast de hoofdzaak.
In de basis is er dus een procedure aanhangig (de hoofdzaak), waarin de eiser (A) iets vordert van de gedaagde (B). De gedaagde – die in die relatie wordt aangeduid als “de gewaarborgde” – verzoekt de rechter om de waarborg in vrijwaring te mogen oproepen, en zo in een parallel aan de hoofdzaak verlopende procedure, de vrijwaringsprocedure, bij de in de hoofdzaak ingestelde vordering te betrekken.
Voordelen van vrijwaring
Vrijwaring heeft een aantal voordelen ten opzichte van het afzonderlijk (evt. pas nadat de oorspronkelijk gedaagde veroordeeld is) in rechte betrekken van de waarborg.
1. de waarborg kan de gewaarborgde steunen in de hoofdzaak;
2. de waarborg raakt meteen met de vordering op de hoogte en kan de gewaarborgde niet verwijten hem niet in kennis gesteld te hebben;
3. de waarborg kan de gewaarborgde minder snel verwijten niet juist of voldoende verweer gevoerd te hebben;
4. tegenstrijdige beslissingen van verschillende rechters kunnen worden vermeden;
5. de gewaarborgde kan de waarborg dwingen in de eigen woonplaats van de gewaarborgde te procederen;
6. de gewaarborgde heeft – normaal gesproken – tegelijkertijd met het vonnis in de hoofdzaak een titel tegen de waarborg.
Vrijwaringsincident: voor alle weren
De gedaagde moet het incident, waarbij hij in de hoofdzaak verzoekt een derde in vrijwaring te mogen oproepen, voor alle weren in de hoofdzaak voeren (art. 210 Rv.). Wordt de incidentele conclusie tot vrijwaring te laat ingediend, dan wordt in de hoofdzaak voortgeprocedeerd zonder vrijwaring (art. 211 Rv.).
Motivering van het vrijwaringsincident
Uiteraard moet de conclusie tot vrijwaring “met redenen omkleed” zijn. De redenen voor de vrijwaring kunnen zeer uiteenlopend zijn, en worden bepaald door de onderliggende materieelrechtelijke verhouding tussen de betrokken partijen. Als algemene regel kan worden gegeven, dat de toewijzing van de vordering in vrijwaring moet voortvloeien uit de mogelijke veroordeling van de gewaarborgde in de hoofdzaak. Uit de rechtsverhouding tussen de gewaarborgde en de waarborg moet voortvloeien, dat de waarborg de gewaarborgde moet vrijwaren voor de nadelige gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak; aldus de Hoge Raad al in HR 7 februari 1913 (Hollandse Ijzeren Spoorwegmij/Staat) (NJ 1913, 469).
Voorwaarde voor de vrijwaring is niet, dat de waarborg de gewaarborgde in de hoofdzaak zal kunnen steunen. Wanneer immers de waarborg de vordering van de gewaarborgde betwist, is maar zeer de vraag of die de gewaarborgde zal steunen. Bij voorbeeld als de gewaarborgde wordt aangesproken voor een verkeersschade en meent, dat de waarborg aansprakelijk is of mede-aansprakelijk, dan heeft de waarborg er belang bij te stellen en bewijzen, dat alle schuld bij de gewaarborgde ligt.
Vrijwaring zowel door eiser als door gedaagde mogelijk
De oorspronkelijk eiser kan kan ook een derde in vrijwaring oproepen, als er door de gedaagde tegen hem een reconventionele vordering wordt ingesteld. In de reconventionele procedure is de oorspronkelijk eiser immers de gedaagde. Maar de eisende partij kan ook door stellingen van de gedaagde op ideeën gebracht worden, waardoor de oorspronkelijk eiser een vordering in vrijwaring in wil stellen.
Verwijzing vrijwaringsprocedure
Wanneer de vrijwaringsvordering tot de competentie van de Kantonrechter behoort, kan de rechtbank die zaak verwijzen naar de Kantonrechter (art. 210 lid 3, 2e volzin Rv.).
Inkleding van de eis in vrijwaring
Bij het formuleren van de eis in vrijwaring moet goed worden nagedacht over de formulering. Omdat de beslissing in de vrijwaring een afzonderlijke beslissing is, is het handig als uit het vrijwaringsvonnis is op te maken waartoe de gedaagde in de hoofdzaak veroordeeld is en wat dus verhaald kan worden op de in vrijwaring opgeroepen partij. Zeker als de vrijwaringstitel in het buitenland verhaald moet worden.
Oproeping in vrijwaring
Het incidentele vonnis waarbij de vrijwaring wordt toegestaan hoeft niet aan de waarborg te worden betekend. Maar wel de dagvaarding in de hoofdzaak (art. 210 lid 4 Rv.).
Twee afzonderlijke procedures
De hoofdzaak en de vrijwaringszaak zijn twee aparte procedures. Wat in de hoofdzaak – op basis van de stellingen en verweren van partijen in de hoofdzaak – als vaststaand wordt vastgesteld, is dat niet automatisch ook in de vrijwaringszaak en vice versa. De beide procedures worden wel als gevoegde zaak behandeld, en er kan zelfs één vonnis gewezen worden (waarin wordt ingegaan op zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak).
Zoals aan de orde komt in het arrest Hof Den Bosch 11 april 2017 (Raad voor Rechtsbijstand/ex-werknemer Stichting Stichting Rechtshulp Zuid Advocaten & Stichting Batna) kan de gevoegde partij (i.c. de Raad) in de hoofdzaak andere standpunten innemen dan de oorspronkelijk gedaagde. Daarvoor is niet nodig dat deze partij is tussengekomen in plaats van zich heeft gevoegd aan de zijde van gedaagde in de hoofdzaak. De gevoegde partij kan ook in hoger beroep gaan, wanneer de beide andere partijen berusten in de beslissing in de hoofdzaak. Haar wederpartij zijn dan de twee andere partijen in de hoofdzaak.
In r.o. 3.2.4. overweegt het Hof (verwijzend naar een arrest van de Hoge Raad):
“Het hof wijst partijen op HR 9 april 2010 (Staat/Stichting Proefprocessenfonds Clara Wichman c.s. en SGP tegen idem) in het bijzonder rechtsoverweging 3.2, waarin is geoordeeld dat de gevoegde partij het recht toekomt om zelfstandig en op zelfstandige gronden een rechtsmiddel aan te wenden om te voorkomen dat de uitspraak jegens haar in kracht van gewijsde gaat en de beslissingen daarin jegens haar gezag van gewijsde verkrijgen. In dit licht lijkt de hiervoor genoemde opvatting van de Stichting, als zou het appel niet tegen haar gericht kunnen zijn, onjuist. Inzet van het appel zijn immers de beslissingen die tussen [geïntimeerde 1] en de Stichting gezag van gewijsde hebben gekregen.”
In deze zaak voert de Raad verder verweer over de vraag, welke CAO van toepassing is, omdat er een wijziging van CAO heeft plaatsgevonden. De Raad zou afhankelijk van die beoordeling minder aan de Stichting verschuldigd zijn, dan door de Kantonrechter reeds was toegewezen aan de ex-werknemer (welke beslissing tussen hem en de Stichting in kracht van gewijsde gegaan was). Het lijkt er op, dat de uitkomst niet in het voordeel van de Raad uitpakte, maar dit laat wel zien dat bij het voeren van uiteenlopende verweren door oorspronkelijk gedaagde en de waarborg een discrepantie kan ontstaan tussen
Overnemen hoofdzaak door waarborg
Als de vrijwaring ziet op de waarborging van een zakelijk recht tegen uitwinning door een derde of in verband met een zakelijk recht dat daar niet op had mogen rusten, dan mag de gevrijwaarde de hoofdzaak overnemen (art. 212 Rv.). De oorspronkelijk gedaagde blijft wel partij in de hoofdzaak, naast de waarborg. Zie bvb. art. 7:15 B.W. en art. 7:16 B.W., die de verkoper verplichten de koper te vrijwaren voor aanspraken van derden (zie de pagina Verplichtingen van de verkoper). De verkoper is niet alleen gehouden de koper te vrijwaren, maar ook om de koper processuele bijstand te verlenen. Een andere situatie van zakelijke vrijwaring is bij de gemeenschap (zie art. 3:188 lid 1 B.W. en de pagina Algemene bepalingen inzake gemeenschap).
Bij zakelijke vrijwaring kan het vonnis in de hoofdzaak dan ook rechtstreeks ten uitvoer gelegd worden tegen de waarborg.
Tegenover de zakelijke vrijwaring staat de zgn. eenvoudige of persoonlijke vrijwaring. Betreft het een eenvoudige vrijwaring, dan mag de waarborg zich slechts voegen in de hoofdzaak (art. 214 Rv.). Dus niet de procedure overnemen. Eenvoudige vrijwaring is bvb. het uitoefenen van regresrecht van de borg tegen de hoofdschuldenaar bij borgtocht (zie de pagina Gevolgen borgtocht onderling).
Gelijktijdig vonnis wijzen in hoofdzaak en vrijwaringsprocedure
Indien beide zaken gelijktijdig in staat van wijzen zijn, wijst de rechtbank ook gelijktijdig vonnis. Wanneer dit niet het geval is, wordt het vonnis in de hoofdzaak gewezen zonder dat er nog vonnis wordt (kan worden) gewezen in vrijwaring (art. 215 Rv.).
In het arrest HR 15 september 2017 (assurantietussenpersoon/Grindacc c.s.) was Grindacc c.s. in 1999 voor de pensioenregeling van het personeel overgestapt van een eindloonpensioenregeling op een beschikbare-premie-regeling. De werknemers stelden de werkgever aansprakelijk voor door hen als gevolg daarvan geleden schade. Zij hebben daaraan ten grondslag gelegd dat Grindacc c.s. onvoldoende, en deels onjuiste, informatie heeft verstrekt over de nieuwe regeling en de daaraan verbonden risico’s. Grindacc riep haar assurantietussenpersoon, aan wie zij destijds had opgedragen de werknemers over de gevolgen van de stelselwijziging te informeren, in vrijwaring op.
Het Hof wees de vordering van de werknemers toe, en veroordeelde tegelijkertijd de tussenpersoon tot vrijwaring van de werkgever. In de hoofdzaak was echter beslist dat de hoogte van de schade moest worden vastgesteld in een schadestaatprocedure (zie ook de pagina Schadestaatprocedure). De Hoge Raad vernietigde deze beslissing, omdat de tussenpersoon zich ook moest kunnen verweren tegen de hoogte van de nog vast te stellen vordering, zodat er geen eindvonnis kon worden gegeven in de vrijwaringszaak.
Lees de bespreking op Lawyrup van HR 15 september 2017 (assurantietussenpersoon/Grindacc c.s.) (lees Rechtspraak).
Uit dit arrest blijkt ook, dat onder omstandigheden de eindbeslissing in de vrijwaringszaak eerder kan worden genomen dan die in de hoofdzaak. de Hoge Raad verwijst daarbij naar HR 6 februari 1998 (Paulissen/Tilburg) (NJ 1998, 350).
(Relatieve) bevoegdheid rechter in de vrijwaringszaak
Voor de waarborg zit er in art. 216 Rv. een adder onder het gras. De waarborg is namelijk gebonden aan de relatieve bevoegdheid die geldt voor de oorspronkelijk gedaagde (of eiser in reconventie). Hij moet procederen voor de rechtbank, die in de hoofdzaak relatief bevoegd is, ook al zou bij dagvaarding van de waarborg anders dan in vrijwaring een andere rechtbank bevoegd zijn. Dit is dus een afwijking van de hoofdregel van woonplaats gedaagde als maatstaf voor de relatieve bevoegdheid.
Internationale rechtsmacht bij vordering in vrijwaring
Dit geldt zelfs in internationaal verband, waardoor een in vrijwaring opgeroepen partij in een ander land in een procedure betrokken kan raken, terwijl in het normale geval dagvaarding in het land van diens eigen woonplaats verplicht zou zijn (afgezien van een forumkeuzebeding).
Vergelijk het vonnis Rb. Overijssel 2 oktober 2013 (Wavin Overseas B.V./Picenum Plast Spa). De rechtbank wees het incident tot onbevoegd verklaring van de Nederlandse rechter af, omdat de rechtbank op grond van artikel 6 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 EEX-Vo bevoegd is om van de vordering in vrijwaring kennis te nemen. En voorts dat uit de stellingen van Picenum niet kan volgen dat zich hier de situatie voordoet dat de vordering (in hoofdzaak) slechts is ingesteld om Picenum af te trekken van de rechter die de wet haar toekent. Zie ook de pagina EEX-Vo (Brussel I-bis). In de herschikte EEX-Vo is vrijwaring geregeld in art. 8 aanhef en lid 2 EEX-Vo (herschikt). De eisende partij in vrijwaring mag daarbij – zoals uit dit vonnis blijkt – de rechtsstrijd tegen de waarborg niet uitbreiden tot andere vorderingen, dan die in de hoofdzaak tegen haar worden ingesteld. Daarvoor gelden wel de normale regels voor internationale rechtsmacht conform EEX-Vo. Wavin Overseas moest daarvoor in dit geval toch naar de rechter in Italië, omdat er geen forumkeuze was overeengekomen voor de Nederlandse rechter.
Vrijwaring in hoger beroep
Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 21-11-2006 betreft een vrijwaring in hoger beroep: kan dit, hoe en tot welk moment?
Auteur & Last edit
[MdV, 2-02-2018; laatste bewerking 8-06-2023]
Vrijwaring (Par. 2, Afd. 10, Boek 1 Rv.)
Inleiding vrijwaring
Vrijwaring is het incident waarmee de gedaagde vraagt een derde te mogen oproepen in de procedure teneinde hem te vrijwaren tegen de vorderingen van de eiser. Hiermee ontstaat – als de rechter de incidentele vordering toewijst – een parallelle procedure in vrijwaring. De vrijwaringsprocedure is geregeld in Par. 2, Afd. 10 van Titel 2, Boek 1 Rv.. De paragraaf omvat 7 artikelen (art. 210 Rv. tot en met art. 216 Rv.).
Vrijwaring is de rechtsfiguur, waarbij een derde partij (C) (de waarborg) in een procedure wordt betrokken door de gedaagde (B) tegen wie een vordering is ingesteld. De gedaagde vordert daarbij, dat de waarborg zal worden veroordeeld hetgeen te voldoen waartoe de gedaagde in de hoofdzaak veroordeeld zal worden. Het verschil met voeging en tussenkomst is, dat de waarborg niet vrijwillig in de procedure wordt betrokken (zie ook de pagina Voeging en tussenkomst). Een tweede verschil is, dat er bij vrijwaring een tweede, afzonderlijke procedure wordt gevoerd naast de hoofdzaak.
In de basis is er dus een procedure aanhangig (de hoofdzaak), waarin de eiser (A) iets vordert van de gedaagde (B). De gedaagde – die in die relatie wordt aangeduid als “de gewaarborgde” – verzoekt de rechter om de waarborg in vrijwaring te mogen oproepen, en zo in een parallel aan de hoofdzaak verlopende procedure, de vrijwaringsprocedure, bij de in de hoofdzaak ingestelde vordering te betrekken.
Voordelen van vrijwaring
Vrijwaring heeft een aantal voordelen ten opzichte van het afzonderlijk (evt. pas nadat de oorspronkelijk gedaagde veroordeeld is) in rechte betrekken van de waarborg.
1. de waarborg kan de gewaarborgde steunen in de hoofdzaak;
2. de waarborg raakt meteen met de vordering op de hoogte en kan de gewaarborgde niet verwijten hem niet in kennis gesteld te hebben;
3. de waarborg kan de gewaarborgde minder snel verwijten niet juist of voldoende verweer gevoerd te hebben;
4. tegenstrijdige beslissingen van verschillende rechters kunnen worden vermeden;
5. de gewaarborgde kan de waarborg dwingen in de eigen woonplaats van de gewaarborgde te procederen;
6. de gewaarborgde heeft – normaal gesproken – tegelijkertijd met het vonnis in de hoofdzaak een titel tegen de waarborg.
Vrijwaringsincident: voor alle weren
De gedaagde moet het incident, waarbij hij in de hoofdzaak verzoekt een derde in vrijwaring te mogen oproepen, voor alle weren in de hoofdzaak voeren (art. 210 Rv.). Wordt de incidentele conclusie tot vrijwaring te laat ingediend, dan wordt in de hoofdzaak voortgeprocedeerd zonder vrijwaring (art. 211 Rv.).
Motivering van het vrijwaringsincident
Uiteraard moet de conclusie tot vrijwaring “met redenen omkleed” zijn. De redenen voor de vrijwaring kunnen zeer uiteenlopend zijn, en worden bepaald door de onderliggende materieelrechtelijke verhouding tussen de betrokken partijen. Als algemene regel kan worden gegeven, dat de toewijzing van de vordering in vrijwaring moet voortvloeien uit de mogelijke veroordeling van de gewaarborgde in de hoofdzaak. Uit de rechtsverhouding tussen de gewaarborgde en de waarborg moet voortvloeien, dat de waarborg de gewaarborgde moet vrijwaren voor de nadelige gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak; aldus de Hoge Raad al in HR 7 februari 1913 (Hollandse Ijzeren Spoorwegmij/Staat) (NJ 1913, 469).
Voorwaarde voor de vrijwaring is niet, dat de waarborg de gewaarborgde in de hoofdzaak zal kunnen steunen. Wanneer immers de waarborg de vordering van de gewaarborgde betwist, is maar zeer de vraag of die de gewaarborgde zal steunen. Bij voorbeeld als de gewaarborgde wordt aangesproken voor een verkeersschade en meent, dat de waarborg aansprakelijk is of mede-aansprakelijk, dan heeft de waarborg er belang bij te stellen en bewijzen, dat alle schuld bij de gewaarborgde ligt.
Vrijwaring zowel door eiser als door gedaagde mogelijk
De oorspronkelijk eiser kan kan ook een derde in vrijwaring oproepen, als er door de gedaagde tegen hem een reconventionele vordering wordt ingesteld. In de reconventionele procedure is de oorspronkelijk eiser immers de gedaagde. Maar de eisende partij kan ook door stellingen van de gedaagde op ideeën gebracht worden, waardoor de oorspronkelijk eiser een vordering in vrijwaring in wil stellen.
Verwijzing vrijwaringsprocedure
Wanneer de vrijwaringsvordering tot de competentie van de Kantonrechter behoort, kan de rechtbank die zaak verwijzen naar de Kantonrechter (art. 210 lid 3, 2e volzin Rv.).
Inkleding van de eis in vrijwaring
Bij het formuleren van de eis in vrijwaring moet goed worden nagedacht over de formulering. Omdat de beslissing in de vrijwaring een afzonderlijke beslissing is, is het handig als uit het vrijwaringsvonnis is op te maken waartoe de gedaagde in de hoofdzaak veroordeeld is en wat dus verhaald kan worden op de in vrijwaring opgeroepen partij. Zeker als de vrijwaringstitel in het buitenland verhaald moet worden.
Oproeping in vrijwaring
Het incidentele vonnis waarbij de vrijwaring wordt toegestaan hoeft niet aan de waarborg te worden betekend. Maar wel de dagvaarding in de hoofdzaak (art. 210 lid 4 Rv.).
Twee afzonderlijke procedures
De hoofdzaak en de vrijwaringszaak zijn twee aparte procedures. Wat in de hoofdzaak – op basis van de stellingen en verweren van partijen in de hoofdzaak – als vaststaand wordt vastgesteld, is dat niet automatisch ook in de vrijwaringszaak en vice versa. De beide procedures worden wel als gevoegde zaak behandeld, en er kan zelfs één vonnis gewezen worden (waarin wordt ingegaan op zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak).
Zoals aan de orde komt in het arrest Hof Den Bosch 11 april 2017 (Raad voor Rechtsbijstand/ex-werknemer Stichting Stichting Rechtshulp Zuid Advocaten & Stichting Batna) kan de gevoegde partij (i.c. de Raad) in de hoofdzaak andere standpunten innemen dan de oorspronkelijk gedaagde. Daarvoor is niet nodig dat deze partij is tussengekomen in plaats van zich heeft gevoegd aan de zijde van gedaagde in de hoofdzaak. De gevoegde partij kan ook in hoger beroep gaan, wanneer de beide andere partijen berusten in de beslissing in de hoofdzaak. Haar wederpartij zijn dan de twee andere partijen in de hoofdzaak.
In r.o. 3.2.4. overweegt het Hof (verwijzend naar een arrest van de Hoge Raad):
“Het hof wijst partijen op HR 9 april 2010 (Staat/Stichting Proefprocessenfonds Clara Wichman c.s. en SGP tegen idem) in het bijzonder rechtsoverweging 3.2, waarin is geoordeeld dat de gevoegde partij het recht toekomt om zelfstandig en op zelfstandige gronden een rechtsmiddel aan te wenden om te voorkomen dat de uitspraak jegens haar in kracht van gewijsde gaat en de beslissingen daarin jegens haar gezag van gewijsde verkrijgen. In dit licht lijkt de hiervoor genoemde opvatting van de Stichting, als zou het appel niet tegen haar gericht kunnen zijn, onjuist. Inzet van het appel zijn immers de beslissingen die tussen [geïntimeerde 1] en de Stichting gezag van gewijsde hebben gekregen.”
In deze zaak voert de Raad verder verweer over de vraag, welke CAO van toepassing is, omdat er een wijziging van CAO heeft plaatsgevonden. De Raad zou afhankelijk van die beoordeling minder aan de Stichting verschuldigd zijn, dan door de Kantonrechter reeds was toegewezen aan de ex-werknemer (welke beslissing tussen hem en de Stichting in kracht van gewijsde gegaan was). Het lijkt er op, dat de uitkomst niet in het voordeel van de Raad uitpakte, maar dit laat wel zien dat bij het voeren van uiteenlopende verweren door oorspronkelijk gedaagde en de waarborg een discrepantie kan ontstaan tussen
Overnemen hoofdzaak door waarborg
Als de vrijwaring ziet op de waarborging van een zakelijk recht tegen uitwinning door een derde of in verband met een zakelijk recht dat daar niet op had mogen rusten, dan mag de gevrijwaarde de hoofdzaak overnemen (art. 212 Rv.). De oorspronkelijk gedaagde blijft wel partij in de hoofdzaak, naast de waarborg. Zie bvb. art. 7:15 B.W. en art. 7:16 B.W., die de verkoper verplichten de koper te vrijwaren voor aanspraken van derden (zie de pagina Verplichtingen van de verkoper). De verkoper is niet alleen gehouden de koper te vrijwaren, maar ook om de koper processuele bijstand te verlenen. Een andere situatie van zakelijke vrijwaring is bij de gemeenschap (zie art. 3:188 lid 1 B.W. en de pagina Algemene bepalingen inzake gemeenschap).
Bij zakelijke vrijwaring kan het vonnis in de hoofdzaak dan ook rechtstreeks ten uitvoer gelegd worden tegen de waarborg.
Tegenover de zakelijke vrijwaring staat de zgn. eenvoudige of persoonlijke vrijwaring. Betreft het een eenvoudige vrijwaring, dan mag de waarborg zich slechts voegen in de hoofdzaak (art. 214 Rv.). Dus niet de procedure overnemen. Eenvoudige vrijwaring is bvb. het uitoefenen van regresrecht van de borg tegen de hoofdschuldenaar bij borgtocht (zie de pagina Gevolgen borgtocht onderling).
Gelijktijdig vonnis wijzen in hoofdzaak en vrijwaringsprocedure
Indien beide zaken gelijktijdig in staat van wijzen zijn, wijst de rechtbank ook gelijktijdig vonnis. Wanneer dit niet het geval is, wordt het vonnis in de hoofdzaak gewezen zonder dat er nog vonnis wordt (kan worden) gewezen in vrijwaring (art. 215 Rv.).
In het arrest HR 15 september 2017 (assurantietussenpersoon/Grindacc c.s.) was Grindacc c.s. in 1999 voor de pensioenregeling van het personeel overgestapt van een eindloonpensioenregeling op een beschikbare-premie-regeling. De werknemers stelden de werkgever aansprakelijk voor door hen als gevolg daarvan geleden schade. Zij hebben daaraan ten grondslag gelegd dat Grindacc c.s. onvoldoende, en deels onjuiste, informatie heeft verstrekt over de nieuwe regeling en de daaraan verbonden risico’s. Grindacc riep haar assurantietussenpersoon, aan wie zij destijds had opgedragen de werknemers over de gevolgen van de stelselwijziging te informeren, in vrijwaring op.
Het Hof wees de vordering van de werknemers toe, en veroordeelde tegelijkertijd de tussenpersoon tot vrijwaring van de werkgever. In de hoofdzaak was echter beslist dat de hoogte van de schade moest worden vastgesteld in een schadestaatprocedure (zie ook de pagina Schadestaatprocedure). De Hoge Raad vernietigde deze beslissing, omdat de tussenpersoon zich ook moest kunnen verweren tegen de hoogte van de nog vast te stellen vordering, zodat er geen eindvonnis kon worden gegeven in de vrijwaringszaak.
Lees de bespreking op Lawyrup van HR 15 september 2017 (assurantietussenpersoon/Grindacc c.s.) (lees Rechtspraak).
Uit dit arrest blijkt ook, dat onder omstandigheden de eindbeslissing in de vrijwaringszaak eerder kan worden genomen dan die in de hoofdzaak. de Hoge Raad verwijst daarbij naar HR 6 februari 1998 (Paulissen/Tilburg) (NJ 1998, 350).
(Relatieve) bevoegdheid rechter in de vrijwaringszaak
Voor de waarborg zit er in art. 216 Rv. een adder onder het gras. De waarborg is namelijk gebonden aan de relatieve bevoegdheid die geldt voor de oorspronkelijk gedaagde (of eiser in reconventie). Hij moet procederen voor de rechtbank, die in de hoofdzaak relatief bevoegd is, ook al zou bij dagvaarding van de waarborg anders dan in vrijwaring een andere rechtbank bevoegd zijn. Dit is dus een afwijking van de hoofdregel van woonplaats gedaagde als maatstaf voor de relatieve bevoegdheid.
Internationale rechtsmacht bij vordering in vrijwaring
Dit geldt zelfs in internationaal verband, waardoor een in vrijwaring opgeroepen partij in een ander land in een procedure betrokken kan raken, terwijl in het normale geval dagvaarding in het land van diens eigen woonplaats verplicht zou zijn (afgezien van een forumkeuzebeding).
Vergelijk het vonnis Rb. Overijssel 2 oktober 2013 (Wavin Overseas B.V./Picenum Plast Spa). De rechtbank wees het incident tot onbevoegd verklaring van de Nederlandse rechter af, omdat de rechtbank op grond van artikel 6 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 EEX-Vo bevoegd is om van de vordering in vrijwaring kennis te nemen. En voorts dat uit de stellingen van Picenum niet kan volgen dat zich hier de situatie voordoet dat de vordering (in hoofdzaak) slechts is ingesteld om Picenum af te trekken van de rechter die de wet haar toekent. Zie ook de pagina EEX-Vo (Brussel I-bis). In de herschikte EEX-Vo is vrijwaring geregeld in art. 8 aanhef en lid 2 EEX-Vo (herschikt). De eisende partij in vrijwaring mag daarbij – zoals uit dit vonnis blijkt – de rechtsstrijd tegen de waarborg niet uitbreiden tot andere vorderingen, dan die in de hoofdzaak tegen haar worden ingesteld. Daarvoor gelden wel de normale regels voor internationale rechtsmacht conform EEX-Vo. Wavin Overseas moest daarvoor in dit geval toch naar de rechter in Italië, omdat er geen forumkeuze was overeengekomen voor de Nederlandse rechter.
Vrijwaring in hoger beroep
Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 21-11-2006 betreft een vrijwaring in hoger beroep: kan dit, hoe en tot welk moment?
Auteur & Last edit
[MdV, 2-02-2018; laatste bewerking 8-06-2023]
Vrijwaring (Par. 2, Afd. 10, Boek 1 Rv.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!