Pagina inhoud

    Rechtspleging cassatie vorderingsprocedures (Afd. 3, Titel 11, Boek 1 Rv.)

    Inleiding rechtspleging in cassatie

    Afd. 3, Titel 11, Boek I Rv. behandelt de procedurele regels van de cassatie in “vorderingsprocedures” (oftewel dagvaardingszaken). De afdeling omvat 18 artikelen (art. 407 Rv. tot en met art. 418a Rv.).

    Per 1 mei 2023 zijn er 4 artikelen toegevoegd in het kader van de eenmaking van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Art. 407a t/m 407c Rv. zijn nieuw ingevoegd. De vervallen artikelen 408 Rv. en 413 Rv. zijn weer in gebruik genomen voor een nieuwe bepaling. Zoals vermeld op de (hoofd)pagina Cassatie verloopt de procedure in cassatie sinds 1 maart 2017 langs digitale weg.

    Procesinleiding

    Het beroep in cassatie wordt ingesteld door het indienen van een procesinleiding in dezelfde vorm en met dezelfde vereisten als in eerste aanleg, behoudens de volgende uitzonderingen (art. 407 lid 1 Rv.).

    HR 10 maart 2017 (zieke analiste NAK/advocaat) een partij die zich op stukken beroept en deze als productie in het geding brengt moet in de stellingen (of grieven in hoger beroep) helder aangeven welk feit daaruit is af te leiden en uit welke passage dit blijkt, mede gelet op de eisen van hoor en wederhoor. De cassatie-advocaat handelt niet overeenkomstig de eisen die kunnen worden gesteld aan een redelijk handelend en redelijk bekwaam (cassatie)advocaat, wanneer in het cassatiemiddel niet wordt verwezen naar een relevante passage in de memorie van grieven in de eerste procedure, waardoor het middel niet voldeed aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv.. Zie over de stelplicht en de waarheidsplicht ook de pagina Algemene beginselen procedures en de pagina Algemene bepalingen bewijsrecht en de pagina Rechtspleging in hoger beroep.

    De procesinleiding moet voldoen aan de vereisten van art. 111 lid 2 sub a, sub c en sub e Rv.. Verder gelden de in art. 407 lid 2 Rv. genoemde eisen. De “middelen” van een beroep in cassatie zijn vergelijkbaar met de “grieven” bij hoger beroep.

    De cassatie-advocaat zal in diens cassatiemiddelen alle relevante stellingen moeten opnemen. Verzuimt hij (of zij) dit, dan is dat een beroepsfout. Zie in dit verband ook het hieronder vermelde arrest van de Hoge Raad d.d. 10-03-2017 (zieke analiste NAK/advocaat) dat uitvoeriger wordt besproken op de pagina Algemene bepalingen dagvaardingsprocedure.

    De eiser wordt geacht woonplaats te hebben gekozen bij die advocaat, tenzij de procesinleiding een andere gekozen woonplaats in Nederland uitdrukt.

    De griffier verstuurt na ontvangst van de procesinleiding een oproepingsbericht. Dit moet vervolgens door de eiser in cassatie worden betekend aan de wederpartij (art. 407a Rv. en art. 407b Rv.).

    Art. 407c Rv. bepaalt de verschijningstermijn in cassatie. De procedure in cassatie aanhangig vanaf het moment van indienen van de procesinleiding (art. 408 Rv. nieuw).

    Enkelvoudige of meervoudige kamer

    Alle zaken worden eerst door de enkelvoudige kamer in behandeling genomen (art. 408a Rv.). Deze verwijst in de volgende gevallen naar de meervoudige kamer:

    – wanneer pleidooi wordt gevraagd, tenzij volstaan zal worden met het overleggen van schriftelijke toelichtingen,

    – wanneer uitspraak zal worden gedaan,

    – steeds wanneer zij verwijzing wenselijk acht.

    Is volstaan met het overleggen van schriftelijke toelichtingen, dan vindt verwijzing plaats.

    Verplichte procesvertegenwoordiging

    De eiser is gehouden in de procesinleiding een advocaat bij de Hoge Raad aan te wijzen, die hem in het geding zal vertegenwoordigen, op straffe van nietigheid (art. 407 lid 3 Rv.). Sinds een aantal jaren is er een speciale balie van een beperkt aantal cassatie-advocaten.

    De verweerder moet zich ook door een aan de Hoge Raad verbonden advocaat laten vertegenwoordigen (art. 409 lid 1 Rv.). Ook de verweerder wordt geacht bij die advocaat woonplaats te hebben gekozen, tenzij expliciet een andere woonplaats wordt opgegeven (lid 2).

    Griffierecht in cassatie

    De Hoge Raad houdt de zaak aan totdat het griffierecht betaald is (art. 409a lid 1 Rv.). Verstrijkt de termijn voor het voldoen daarvan, dan volgt niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.

    Incidenteel beroep in cassatie

    De verweerder kan ook zelf beroep in cassatie instellen. Deze moet dan een verweerschrift indienen met de incidentele middelen waarop dit beroep in cassatie berust (art. 410 Rv.).

    Verdere procesgang en incidenten

    De verdere procesgang wordt uiteengezet in de art. 411 Rv. (indienen verweerschrift) tot en met art. 417 Rv. (pleidooi). Ook voor de verweerder geldt, dat deze het griffierecht tijdig moet voldoen op straffe van niet-ontvankelijkheid in het verweer.

    Er kan ook incidenteel cassatieberoep of een incidenteel verweer worden opgeworpen (art. 412 Rv.).

    Zoals bvb. een incident tot zekerheidstelling, als de bestreden uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard is en daarbij niet de voorwaarde van zekerheidstelling is gesteld (zie de pagina Algemene bepalingen vonnis). De eiser in cassatie krijgt dan vier weken om daarop te antwoorden.

    Mondelinge behandeling bij de Hoge Raad

    Hoge Raad kan een mondelinge behandeling gelasten, waarbij de Hoge Raad toepassing kan geven aan art. 87 Rv. tot en met art. 91 Rv..

    Conclusie van de procureur-generaal

    De P-G bij de Hoge Raad neemt zijn conclusie na de pleidooien, of op een nader door de Raad te bepalen dag (art. 418 lid 1 Rv.).

    De Hoge Raad bepaalt de dag voor arrest, tenzij hij direct uitspraak doet.

    Overeenkomstige toepassing in cassatie van procesregels 1e instantie

    Voor zover uit deze titel niet anders voortvloeit, zijn van Titel 2 Boek I Rv. de artikelen 111, 112, 114 tot en met 122 Rv., art. 125 Rv., Afd. 7 tot en met Afd. 9, en Afd. 11 tot en met Afd. 13 Rv. van overeenkomstige toepassing (art. 418a Rv.). De wetgever doelt hierbij op Titel 2 van Boek I Rv. (dat staat er niet bij), zijnde de regeling inzake de dagvaardingsprocedure in 1e instantie.

    In elk geval wijkt de cassatieprocedure af doordat hier digitaal geprocedeerd wordt en de procesinleiding dus niet een exploot is. De vereisten voor de inhoud van de oproeping – zoals de aanzegging van griffierecht – geldt wel. Cassatie-advocaten zijn hiermee uiteraard bekend.

    Voor art. 111 tot en met 122 Rv. zie de pagina Dagvaarding en voor art. 125 Rv. (moment waarop de procedure aanhangig is) de pagina Verloop dagvaardingsprocedure. Bij de digitale KEI-procedure bij de Hoge Raad (één van de elementen van KEI die overeind is gebleven) geldt het moment van klikken op de verzendknop als aanvangsmoment van de procedure.

    Afd. 7 Titel 2 Boek I Rv. betreft verstek (zie de pagina Verstek), Afd. 8 regelt het verzet (zie de pagina Verzet)., Afd. 9 betreft het bewijsrecht (zie de pagina Bewijs). Afd. 11 gaat over schorsing en hervatting van de procedure (zie de pagina Schorsing en hervatting), Afd. 12 behandelt het vonnis (bij de Hoge Raad dus arrest) (zie de pagina Vonnis dagvaardingsprocedure) en Afd. 13 gaat over afbreking van instantie, welke regels dus behoudens uitzondering in Titel 11 Boek I Rv. dus ook in cassatie gelden (zie de pagina Afbreking van instantie).

    Auteur & Last edit

    [MdV, 19-11-2018; laatste bewerking 15-06-2023]

    Rechtspleging cassatie vorderingsprocedures (Afd. 3, Titel 11, Boek 1 Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Pagina inhoud

      Rechtspleging cassatie vorderingsprocedures (Afd. 3, Titel 11, Boek 1 Rv.)

      Inleiding rechtspleging in cassatie

      Afd. 3, Titel 11, Boek I Rv. behandelt de procedurele regels van de cassatie in “vorderingsprocedures” (oftewel dagvaardingszaken). De afdeling omvat 18 artikelen (art. 407 Rv. tot en met art. 418a Rv.).

      Per 1 mei 2023 zijn er 4 artikelen toegevoegd in het kader van de eenmaking van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Art. 407a t/m 407c Rv. zijn nieuw ingevoegd. De vervallen artikelen 408 Rv. en 413 Rv. zijn weer in gebruik genomen voor een nieuwe bepaling. Zoals vermeld op de (hoofd)pagina Cassatie verloopt de procedure in cassatie sinds 1 maart 2017 langs digitale weg.

      Procesinleiding

      Het beroep in cassatie wordt ingesteld door het indienen van een procesinleiding in dezelfde vorm en met dezelfde vereisten als in eerste aanleg, behoudens de volgende uitzonderingen (art. 407 lid 1 Rv.).

      HR 10 maart 2017 (zieke analiste NAK/advocaat) een partij die zich op stukken beroept en deze als productie in het geding brengt moet in de stellingen (of grieven in hoger beroep) helder aangeven welk feit daaruit is af te leiden en uit welke passage dit blijkt, mede gelet op de eisen van hoor en wederhoor. De cassatie-advocaat handelt niet overeenkomstig de eisen die kunnen worden gesteld aan een redelijk handelend en redelijk bekwaam (cassatie)advocaat, wanneer in het cassatiemiddel niet wordt verwezen naar een relevante passage in de memorie van grieven in de eerste procedure, waardoor het middel niet voldeed aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv.. Zie over de stelplicht en de waarheidsplicht ook de pagina Algemene beginselen procedures en de pagina Algemene bepalingen bewijsrecht en de pagina Rechtspleging in hoger beroep.

      De procesinleiding moet voldoen aan de vereisten van art. 111 lid 2 sub a, sub c en sub e Rv.. Verder gelden de in art. 407 lid 2 Rv. genoemde eisen. De “middelen” van een beroep in cassatie zijn vergelijkbaar met de “grieven” bij hoger beroep.

      De cassatie-advocaat zal in diens cassatiemiddelen alle relevante stellingen moeten opnemen. Verzuimt hij (of zij) dit, dan is dat een beroepsfout. Zie in dit verband ook het hieronder vermelde arrest van de Hoge Raad d.d. 10-03-2017 (zieke analiste NAK/advocaat) dat uitvoeriger wordt besproken op de pagina Algemene bepalingen dagvaardingsprocedure.

      De eiser wordt geacht woonplaats te hebben gekozen bij die advocaat, tenzij de procesinleiding een andere gekozen woonplaats in Nederland uitdrukt.

      De griffier verstuurt na ontvangst van de procesinleiding een oproepingsbericht. Dit moet vervolgens door de eiser in cassatie worden betekend aan de wederpartij (art. 407a Rv. en art. 407b Rv.).

      Art. 407c Rv. bepaalt de verschijningstermijn in cassatie. De procedure in cassatie aanhangig vanaf het moment van indienen van de procesinleiding (art. 408 Rv. nieuw).

      Enkelvoudige of meervoudige kamer

      Alle zaken worden eerst door de enkelvoudige kamer in behandeling genomen (art. 408a Rv.). Deze verwijst in de volgende gevallen naar de meervoudige kamer:

      – wanneer pleidooi wordt gevraagd, tenzij volstaan zal worden met het overleggen van schriftelijke toelichtingen,

      – wanneer uitspraak zal worden gedaan,

      – steeds wanneer zij verwijzing wenselijk acht.

      Is volstaan met het overleggen van schriftelijke toelichtingen, dan vindt verwijzing plaats.

      Verplichte procesvertegenwoordiging

      De eiser is gehouden in de procesinleiding een advocaat bij de Hoge Raad aan te wijzen, die hem in het geding zal vertegenwoordigen, op straffe van nietigheid (art. 407 lid 3 Rv.). Sinds een aantal jaren is er een speciale balie van een beperkt aantal cassatie-advocaten.

      De verweerder moet zich ook door een aan de Hoge Raad verbonden advocaat laten vertegenwoordigen (art. 409 lid 1 Rv.). Ook de verweerder wordt geacht bij die advocaat woonplaats te hebben gekozen, tenzij expliciet een andere woonplaats wordt opgegeven (lid 2).

      Griffierecht in cassatie

      De Hoge Raad houdt de zaak aan totdat het griffierecht betaald is (art. 409a lid 1 Rv.). Verstrijkt de termijn voor het voldoen daarvan, dan volgt niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.

      Incidenteel beroep in cassatie

      De verweerder kan ook zelf beroep in cassatie instellen. Deze moet dan een verweerschrift indienen met de incidentele middelen waarop dit beroep in cassatie berust (art. 410 Rv.).

      Verdere procesgang en incidenten

      De verdere procesgang wordt uiteengezet in de art. 411 Rv. (indienen verweerschrift) tot en met art. 417 Rv. (pleidooi). Ook voor de verweerder geldt, dat deze het griffierecht tijdig moet voldoen op straffe van niet-ontvankelijkheid in het verweer.

      Er kan ook incidenteel cassatieberoep of een incidenteel verweer worden opgeworpen (art. 412 Rv.).

      Zoals bvb. een incident tot zekerheidstelling, als de bestreden uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard is en daarbij niet de voorwaarde van zekerheidstelling is gesteld (zie de pagina Algemene bepalingen vonnis). De eiser in cassatie krijgt dan vier weken om daarop te antwoorden.

      Mondelinge behandeling bij de Hoge Raad

      Hoge Raad kan een mondelinge behandeling gelasten, waarbij de Hoge Raad toepassing kan geven aan art. 87 Rv. tot en met art. 91 Rv..

      Conclusie van de procureur-generaal

      De P-G bij de Hoge Raad neemt zijn conclusie na de pleidooien, of op een nader door de Raad te bepalen dag (art. 418 lid 1 Rv.).

      De Hoge Raad bepaalt de dag voor arrest, tenzij hij direct uitspraak doet.

      Overeenkomstige toepassing in cassatie van procesregels 1e instantie

      Voor zover uit deze titel niet anders voortvloeit, zijn van Titel 2 Boek I Rv. de artikelen 111, 112, 114 tot en met 122 Rv., art. 125 Rv., Afd. 7 tot en met Afd. 9, en Afd. 11 tot en met Afd. 13 Rv. van overeenkomstige toepassing (art. 418a Rv.). De wetgever doelt hierbij op Titel 2 van Boek I Rv. (dat staat er niet bij), zijnde de regeling inzake de dagvaardingsprocedure in 1e instantie.

      In elk geval wijkt de cassatieprocedure af doordat hier digitaal geprocedeerd wordt en de procesinleiding dus niet een exploot is. De vereisten voor de inhoud van de oproeping – zoals de aanzegging van griffierecht – geldt wel. Cassatie-advocaten zijn hiermee uiteraard bekend.

      Voor art. 111 tot en met 122 Rv. zie de pagina Dagvaarding en voor art. 125 Rv. (moment waarop de procedure aanhangig is) de pagina Verloop dagvaardingsprocedure. Bij de digitale KEI-procedure bij de Hoge Raad (één van de elementen van KEI die overeind is gebleven) geldt het moment van klikken op de verzendknop als aanvangsmoment van de procedure.

      Afd. 7 Titel 2 Boek I Rv. betreft verstek (zie de pagina Verstek), Afd. 8 regelt het verzet (zie de pagina Verzet)., Afd. 9 betreft het bewijsrecht (zie de pagina Bewijs). Afd. 11 gaat over schorsing en hervatting van de procedure (zie de pagina Schorsing en hervatting), Afd. 12 behandelt het vonnis (bij de Hoge Raad dus arrest) (zie de pagina Vonnis dagvaardingsprocedure) en Afd. 13 gaat over afbreking van instantie, welke regels dus behoudens uitzondering in Titel 11 Boek I Rv. dus ook in cassatie gelden (zie de pagina Afbreking van instantie).

      Auteur & Last edit

      [MdV, 19-11-2018; laatste bewerking 15-06-2023]

      Rechtspleging cassatie vorderingsprocedures (Afd. 3, Titel 11, Boek 1 Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!