Rechtspleging in hoger beroep (Afd. 3, Titel 7, Boek 1 Rv.)
Pagina inhoud
- 1 Rechtspleging in hoger beroep (Afd. 3, Titel 7, Boek 1 Rv.)
Inleiding procesgang hoger beroep
De procedure in hoger beroep is geregeld in Titel 7 Boek 1 Rechtsvordering (art. 332 t/m 362 Rv.). In Afd. 3 is de procesgang geregeld. Belangrijk is dat er sprake is van gelaagdheid van de wettelijke regels: de regels voor het voeren van de procedure in eerste instantie gelden onverkort ook in hoger beroep, voor zover de procedure in hoger beroep geen bijzondere, afwijkende regels kent.
NB de links naar de wettekst op deze pagina verwijzen naar de wettekst voor niet-digitaal procederen.
Wijze van procederen in hoger beroep
Dagvaarding in hoger beroep
Het beroep in dagvaardingszaken wordt ingesteld door middel van een dagvaarding (art. 343 Rv.). Het verschil tussen de appèldagvaarding en de dagvaarding in 1e instantie is, dat de grieven (de gronden van het beroep) niet meteen in de appèldagvaarding vermeld hoeven worden. Dankzij het niet doorgaan van de digitale procedure kan er nog steeds hoger beroep worden ingesteld zonder dat direct griffierecht verschuldigd is, en kan ook op een ruimere termijn worden gedagvaard. Daarmee is het eenvoudiger (laagdrempeliger) om hoger beroep in te stellen om de termijn te sauveren, en later de gronden te onderbouwen en om te kijken of er nog kan worden onderhandeld. De dagvaarding kan (als die op langere termijn is gesteld) altijd nog worden ingetrokken voor de dienende dag. Het gerechtshof hoeft immers pas op de hoogte te worden gesteld bij het daadwerkelijk aanbrengen van de zaak (placet).
Grievenstelsel
De partij die in hoger beroep komt (de “appellant”) moet in de dagvaarding of later in de memorie van grieven aangeven, welke bezwaren hij heeft tegen het vonnis van de lagere rechter (de rechter “in 1e instantie”, d.i. steeds de rechtbank). Daarmee moet de appellant in feite een element aan zijn eis (als hij in 1e instantie ook eiser was), of verweer (als hij gedaagde was) toevoegen: niet alleen moet hij ingaan op de stellingen van de wederpartij(en), maar hij moet ook ingaan op de overwegingen en beslissingen van de rechtbank.
Enerzijds kan hij grieven aanvoeren tegen de beslissingen van de rechtbank over de vaststelling van de feiten, waarop de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld (het vonnis “a quo”). Anderzijds kan hij grieven aanvoeren tegen de beslissingen van de rechtbank over de juridische grondslagen van de vordering van de eiser in 1e instantie. Het hoger beroep dient mede ter aanvulling, nadere onderbouwing of zelfs verbetering van hetgeen de appellant in 1e instantie heeft aangevoerd. Dat kan als gezegd ook over de feiten gaan. De appellant kan de feiten beter voor het voetlicht brengen en met bewijsstukken staven. Het hoger beroep is immers de tweede “feitelijke” instantie.
Voor de wijze waarop de grieven worden geformuleerd zijn geen vaste regels of vorm voorgeschreven. Dit is mede af te leiden uit de overwegingen van de P-G in P-G 24 april 2020 in een procedure over het verblijfplaats van het kind van de procederende partijen.
Twee-conclusie regel in hoger beroep
De gedaagde in hoger beroep (die wordt “geïntimeerde” genoemd, en de partij die het hoger beroep ingesteld heeft “appellant”) krijgt de gelegenheid te antwoorden. de processtukken heten “memorie”. De appellant dient dus (tenzij de grieven wel in de dagvaarding vervat worden – zie “spoedappel”) een “memorie van grieven” in, waarop de geïntimeerde kan antwoorden met een “memorie van antwoord” (art. 347 lid 1 Rv.). Daarna is het aan het Hof om te beslissen (arrest te wijzen). Dit systeem wordt ook wel aangeduid als de “twee-conclusie-regel”. In de vaste rechtspraak van de Hoge Raad wordt die regel strikt gehandhaafd.
Zie bvb. HR 20 juni 2008 (bestuurder/NOM). De Hoge Raad overweegt in dat arrest, dat deze beperking voortvloeit uit de bedoeling van art. 347 Rv. om het debat in hoger beroep toe te spitsen (te “trechteren”) op de resterende kwesties die na de 1e instantie nog van belang c.q. onderwerp van debat zijn. Het debat mag na de ene ronde die ieder van partijen krijgt niet weer worden uitgebreid. Dat betekent ook, dat de appellant (of incidenteel appellant) na die ene ronde ook niet zijn eis nog mag wijzigen of aanvullen, aldus de Hoge Raad in dit arrest.
In zijn arrest HR 22 december 2017 (register-arbeidsdeskundige/werkgever zieke werknemer) heeft de Hoge Raad dit nog eens onderstreept, onder verwijzing naar meerdere arresten van de Hoge Raad (waaronder genoemd arrest uit 2008).
Procesreglementen
Op de website van rechtspraak.nl is een aantal landelijke procesreglementen inzake appelprocedures te vinden. Let op de wijzigingen in de verschillende versies. Er is ook een afzonderlijk procesreglement voor verzoekschriftprocedures.
Een bepaling in een procesreglement kan onverbindend zijn als deze in strijd is met de wet of het systeem van de wet: zie HR 17-04-2015 levering aandelen CLI Dry Cleaning).
Verbetering en aanvulling gronden en feiten 1e instantie
Belangrijk is dat in hoger beroep nieuwe weren kunnen worden aangevoerd, en eerdere stellingen in 1e instantie kunnen worden verbeterd (art. 349 Rv.). Dat is mede de bedoeling van de mogelijkheid hoger beroep in te stellen. Als de eisende partij in eerste instantie (in conventie of in reconventie) diens eis wil wijzigen, zal deze wel rekening moeten houden met art. 130 lid 3 Rv. inzake de wijziging van eis. Omdat bij hoger beroep de eis in de dagvaarding moet worden opgenomen, kan de eis niet pas later worden gewijzigd, als de verwerende partij niet is verschenen. Dit nu de regels van de 1e instantie ook hier gelden (zie hierna), dus ook die inzake vermeerdering van eis.
Vgl. in dit verband het arrest van Hof Den Bosch 28 juni 2016 (Ver. van Eigenaren Buitenplaats Hof van Zeeland/X), waar de appellante was vergeten het beroep tegen het eindvonnis op de juiste wijze te betekenen en probeerde dit in de memorie van grieven mee te nemen.
Hoger beroep schorst de executie behoudens vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaring
Hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging, behalve als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard is (wat vaak het geval is) (art. 350 Rv.). Het Hof kan de uitvoerbaarheid bij voorraad wel op verzoek van een partij schorsen (art. 351 Rv.). Zie in dit verband nader de pagina Algemene bepalingen vonnis.
Procesregels 1e instantie gelden ook in hoger beroep
Behoudens voor zover de wet anders bepaalt zijn de regels voor de procesvoering in 1e instantie ook in hoger beroep van toepassing (art. 353 Rv.). Wel is in hoger beroep procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht.
Rechtspraak
Vergeten grieven
Hof Den Bosch 28 juni 2016 (Ver. van Eigenaren Buitenplaats Hof van Zeeland/X) – verzuim afzonderlijk hoger beroep in te stellen tegen eindvonnis en dit in het petitum van de (herstelde) appèldagvaarding mee te nemen;
Procesreglement
HR 3 juni 2016 prejudiciële vraag (A/GIA Systems) – bepaling procesreglement kan in strijd zijn met systeem der wet en dan is deze onverbindend.
Auteur & Last edit
[MdV, 6-07-2018; laatste bewerking 24 juli 2020]
Over Lawyrup
De website van Lawyrup bevat knowhow over vermogensrecht, civiel proces- en executierecht en insolventierecht. Elke Paragraaf, Afdeling, Titel en Boek van de wet heeft een pagina. Elke pagina geeft een toelichting op de wet met links naar de actuele wettelijke bepalingen op “wetten overheid”. Daarnaast behandelt Lawyrup de bijbehorende relevante rechtspraak met ECLI-links.