Avondklok in kort geding verboden; verbod geschorst en geschrapt
De Voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag heeft vandaag in een vonnis in kort geding de vordering van Viruswaarheid tot onmiddellijke opheffing van de avondklok toegewezen. Zie het vonnis van Vrz. Rb. Den Haag 16 februari 2021 (Viruswaarheid/Staat).
De reden voor het bevel tot opheffing is vooral hierop gebaseerd, dat de wettelijke grondslag op basis waarvan de Staat inbreuk maakt op fundamentele rechten zoals de bewegingsvrijheid zoals beschermd door artikel 2 EVRM en de persoonlijke levenssfeer (beschermd door artikel 8 EVRM en Grondwet artikel 10) niet toereikend is. De avondklok is gebaseerd op een Noodverordening op grond van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (verder: Wbbbg). Die wet – die de uitvoerende macht de bevoegdheid geeft verregaande maatregelen te treffen – is echter alleen bedoeld voor acute noodsituaties. De rechtbank noemt in dit kader als voorbeeld een dijkdoorbraak.
Hoewel de Voorzieningenrechter – enigszins minzaam – afstand neemt van de zienswijze van Viruswaarheid, oordeelt hij wel dat er van een acute noodtoestand die tot onmiddellijk ingrijpen noopt geen sprake is. De onderbouwing van de regering is veeleer dat men een noodtoestand wil voorkómen. Dat impliceert dat er (nog) geen acute noodtoestand is, en het gebruik van deze wettelijke grondslag dus onrechtmatig is. De regering had gewoon – desnoods in een spoedwetgevingsproces – de normale gang langs de Tweede en Eerste Kamer moeten doorlopen. De rechtbank gelast de onmiddellijke opheffing van de avondklok.
De Voorzieningenrechter is verder van oordeel, dat de Staat de subsidiariteit en proportionaliteit niet in acht heeft genomen. Er hadden wellicht andere maatregelen genomen kunnen worden die minder verstrekkend waren om hetzelfde resultaat te bereiken.
Dit vonnis betekent overigens niet, dat de Staat niet alsnog in de rebound de avondklok kan instellen op een (verbeterde) wettelijke basis. En uiteraard is ook nog hoger beroep mogelijk, en cassatie. Hierover zal het laatste woord nog niet gezegd zijn.
Zie op het punt van het verbieden van besluiten of handelingen van de overheid ook de pagina Onrechtmatige daad en dan met name de onrechtmatige overheidsdaad.
Opschorting verbod avondklok in hoger beroep
In het hoger beroep in het kort geding van Viruswaarheid tegen de Staat over de avondklok was ook als eerste de opschorting van de uitvoerbaarheid bij voorraad ex art. 351 Rv. aan de orde. Zie de pagina Rechtspleging in hoger beroep over deze bepaling.
De Voorzieningenrechter had de Staat bevolen de avondklok met onmiddellijke ingang in te trekken (de rechter had dus niet – en kon dat in kort geding ook niet – de avondklok opgeheven, wat veel mensen dachten). Normaal wordt aan een dergelijke vordering een dwangsom (zie de pagina Dwangsom) verbonden, maar de Staat wordt geacht een dergelijk bevel na te leven zodat dwangsommen niet gevraagd plegen te worden. Daarom had de Staat – naast de politieke redenen om het signaal dat de avondklok van tafel was tegen te gaan – in het spoedappèl allereerst de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad gevraagd als incidentele vordering. Weliswaar verbeurde de Staat geen dwangsommen, maar anders had zij de avondklok onmiddellijk moeten opheffen – want de Staat voldoet aan rechterlijke bevelen – en dat wilde men niet.
Overigens is deze uitspraak Hof Den Haag 16 februari 2021 (Viruswaarheid/Staat) in het incident ook een voorbeeld van een mondelinge uitspraak, waarvan de schriftelijke motivering op een later moment op schrift gesteld wordt. Zie ook de pagina Algemene voorschriften procedures, waar de mondelinge uitspraak wordt behandeld.
In het hoger beroep heeft Hof in de inhoudelijke uitspraak van 16 februari 2021 de beslissing van de Voorzieningenrechter vernietigd.
MdV, 16-02-2021; update 3-03-2021
Avondklok in kort geding verboden; verbod geschorst en geschrapt
De Voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag heeft vandaag in een vonnis in kort geding de vordering van Viruswaarheid tot onmiddellijke opheffing van de avondklok toegewezen. Zie het vonnis van Vrz. Rb. Den Haag 16 februari 2021 (Viruswaarheid/Staat).
De reden voor het bevel tot opheffing is vooral hierop gebaseerd, dat de wettelijke grondslag op basis waarvan de Staat inbreuk maakt op fundamentele rechten zoals de bewegingsvrijheid zoals beschermd door artikel 2 EVRM en de persoonlijke levenssfeer (beschermd door artikel 8 EVRM en Grondwet artikel 10) niet toereikend is. De avondklok is gebaseerd op een Noodverordening op grond van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (verder: Wbbbg). Die wet – die de uitvoerende macht de bevoegdheid geeft verregaande maatregelen te treffen – is echter alleen bedoeld voor acute noodsituaties. De rechtbank noemt in dit kader als voorbeeld een dijkdoorbraak.
Hoewel de Voorzieningenrechter – enigszins minzaam – afstand neemt van de zienswijze van Viruswaarheid, oordeelt hij wel dat er van een acute noodtoestand die tot onmiddellijk ingrijpen noopt geen sprake is. De onderbouwing van de regering is veeleer dat men een noodtoestand wil voorkómen. Dat impliceert dat er (nog) geen acute noodtoestand is, en het gebruik van deze wettelijke grondslag dus onrechtmatig is. De regering had gewoon – desnoods in een spoedwetgevingsproces – de normale gang langs de Tweede en Eerste Kamer moeten doorlopen. De rechtbank gelast de onmiddellijke opheffing van de avondklok.
De Voorzieningenrechter is verder van oordeel, dat de Staat de subsidiariteit en proportionaliteit niet in acht heeft genomen. Er hadden wellicht andere maatregelen genomen kunnen worden die minder verstrekkend waren om hetzelfde resultaat te bereiken.
Dit vonnis betekent overigens niet, dat de Staat niet alsnog in de rebound de avondklok kan instellen op een (verbeterde) wettelijke basis. En uiteraard is ook nog hoger beroep mogelijk, en cassatie. Hierover zal het laatste woord nog niet gezegd zijn.
Zie op het punt van het verbieden van besluiten of handelingen van de overheid ook de pagina Onrechtmatige daad en dan met name de onrechtmatige overheidsdaad.
Opschorting verbod avondklok in hoger beroep
In het hoger beroep in het kort geding van Viruswaarheid tegen de Staat over de avondklok was ook als eerste de opschorting van de uitvoerbaarheid bij voorraad ex art. 351 Rv. aan de orde. Zie de pagina Rechtspleging in hoger beroep over deze bepaling.
De Voorzieningenrechter had de Staat bevolen de avondklok met onmiddellijke ingang in te trekken (de rechter had dus niet – en kon dat in kort geding ook niet – de avondklok opgeheven, wat veel mensen dachten). Normaal wordt aan een dergelijke vordering een dwangsom (zie de pagina Dwangsom) verbonden, maar de Staat wordt geacht een dergelijk bevel na te leven zodat dwangsommen niet gevraagd plegen te worden. Daarom had de Staat – naast de politieke redenen om het signaal dat de avondklok van tafel was tegen te gaan – in het spoedappèl allereerst de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad gevraagd als incidentele vordering. Weliswaar verbeurde de Staat geen dwangsommen, maar anders had zij de avondklok onmiddellijk moeten opheffen – want de Staat voldoet aan rechterlijke bevelen – en dat wilde men niet.
Overigens is deze uitspraak Hof Den Haag 16 februari 2021 (Viruswaarheid/Staat) in het incident ook een voorbeeld van een mondelinge uitspraak, waarvan de schriftelijke motivering op een later moment op schrift gesteld wordt. Zie ook de pagina Algemene voorschriften procedures, waar de mondelinge uitspraak wordt behandeld.
In het hoger beroep heeft Hof in de inhoudelijke uitspraak van 16 februari 2021 de beslissing van de Voorzieningenrechter vernietigd.
MdV, 16-02-2021; update 3-03-2021