Wet tegengaan huwelijkse gevangenschap
Per 1 juli 2023 treedt wetsvoorstel 35.348 in werking (Stb. 2023, 84), waarmee enkele bepalingen worden toegevoegd om ‘huwelijkse gevangenschap’ tegen te gaan. De regeling maakt het mogelijk dat de rechter beveelt een religieus huwelijk te ontbinden door de daarvoor vereiste religieuze ceremonies te laten plaatsvinden.
Wanneer alleen het burgerlijk huwelijk wordt ontbonden, maar niet het religieuze huwelijk, dan ontkomt de echtgenoot (doorgaans de vrouw) nog steeds niet aan het huwelijk en kan zij niet een nieuw eigen leven beginnen. Men spreekt dan van ‘huwelijkse gevangenschap’.
Dit probleem doet zich in allerlei geloofsovertuigingen voor, blijkt uit onderzoek. Maar wel met name bij uit het buitenland afkomstige echtparen. De Nederlandse wetgever acht het opgesloten houden van een echtgenoot in het religieuze huwelijk, wanneer het burgerlijke huwelijk wordt ontbonden, in strijd met de fundamentele waarden van vrijheid, gelijkwaardigheid en zelfbeschikkingsrecht.
Botsing van grondrechten: vrijheid van religie en zelfbeschikkingsrecht en gelijkwaardigheid
Het is wel een netelig thema, want enerzijds is er het grondrecht van de vrijheid van godsdienst en geloofsovertuiging (art. 6 Grondwet), maar anderzijds is er het recht op de eerbiediging van het privéleven (art. 8 EVRM) en door de Minister aangehaalde fundamentele waarden van vrijheid, gelijkwaardigheid en zelfbeschikkingsrecht (zoals neergelegd in het Europees Handvest). De regeling moet dus een botsing van grondrechten zien op te lossen.
De Minister merkt in de Memorie van Toelichting op, dat het voortbestaan van de religieuze verbinding tussen de echtgenoten ertoe leidt, dat een scheiding in de sociale omgeving van de echtelieden niet geaccepteerd wordt. In sommige landen is het aangaan van een nieuwe relatie gelijk aan overspel, en is dat zelfs strafbaar.
Dat is natuurlijk mooi opgemerkt, maar het is de vraag of een door de Nederlandse rechter afgedwongen religieuze ontbinding van het huwelijk er wel toe leidt dat de sociale omgeving de scheiding accepteert en de strafbaarheid in het buitenland vervalt. Zonder kennis van de verschillende geloofsregimes kan de vraag zelfs rijzen of een religieuze scheiding wel mogelijk is. Tot voor kort verbood het streng katholieke Ierse recht echtscheiding, omdat dit volgens de katholieke kerk niet kon. Je trouwt voor de eeuwigheid, zo was de gedachte, en dat kun je niet ongedaan maken.
Afdwingen religieuze scheiding met dwangmiddelen
Voor zover de religieuze scheiding wel mogelijk is, maar de medewerking van beide echtelieden vereist is, dan kan het rechterlijk bevel wel effect sorteren. Zeker omdat dit kan worden versterkt met een dwangsom en zelfs met gijzeling.
Binnen Nederland kan (het afdwingen van) de religieuze scheiding echter wellicht wel enig soelaas bieden en de vrijheid van de echtgeno(o)t(e) wel waarborgen. Of dit in de sociale context in Nederland aanvaard wordt is nog maar zeer de vraag. Dit is niet bedoeld als kritiek, maar eerder als punt van zorg.
Concrete wijzigingen
Art. 827 lid 1 Rv. wordt gewijzigd. De nevenvoorziening van het bevel tot religieuze echtscheiding wordt ingevoegd als lid 1 aanhef en sub e (de oude sub e en f worden opgeschoven). Zie de pagina Nevenvoorzieningen echtscheidingsprocedures.
In art. 1:68 B.W. wordt een tweede lid opgenomen, waarmee de religieuze instantie wordt verplicht mee te werken aan de religieuze echtscheiding, “tenzij dit gelet op zwaarwegende belangen in redelijkheid niet kan worden gevergd”. Zie de pagina Voltrekking van het huwelijk.
Die toevoeging zou nog wel eens tot het nodige debat kunnen leiden. De grondslag voor het verplichten van de echtgenoot om mee te werken aan de religieuze scheiding is onrechtmatige daad. In de MvT wijst de Minister op jurisprudentie waarin dit al eerder werd aangenomen:
“Reeds in 1982 oordeelde de Hoge Raad <HR 22 januari 1982, ECLI:NL:HR:1982: AG4319, NJ 1982/489> dat de weigering van de man om medewerking te verlenen aan het tot stand brengen van een rabbinaal echtscheidingsvonnis jegens de vrouw onrechtmatig kan zijn. De rechter kan hem in dat geval veroordelen om zijn medewerking alsnog te verlenen.
Recenter oordeelde het gerechtshof Den Haag dat de weigering van de man om mee te werken aan het beëindigen van een soennitisch religieuze verbintenis onrechtmatig was en veroordeelde de man om binnen twee weken alsnog zijn medewerking te verlenen.”
Zie Gerechtshof Den Haag 21 november 2017 (soennitische echtscheiding).
Andere wetswijzigingen doorgevoerd met deze wetswijziging
Naast de mogelijkheid tot het afdwingen van een religieuze scheiding regelt het wetsvoorstel nog enkele andere onderwerpen:
1. zittingen gesloten jeugdhulp op locatie;
2. wijziging art. 29a Rv. de mondelinge uitspraak in spoedeisende gevallen;
3. bescherming van onder curatele gestelde moeder en kind bij erkenning;
4. publicatieverplichtingen bij handlichting.
Zie voor de mogelijkheid zittingen te houden in de gesloten jeugdinrichting de pagina Rechtspleging in andere dan scheidingszaken (invoeging art. 802a Rv.).
Zie voor de wijziging van de mondelinge uitspraak in spoedeisende gevallen de pagina Algemene voorschriften procedures (art. 29a Rv. voorheen art. 30p Rv.).
De bescherming van onder curatele gestelde moeder en kind bij erkenning wordt vermeld op de pagina Erkenning van een kind.
Voor het vervallen van de verplichte publicatie in twee dagbladen zie de pagina Handlichting minderjarigen.
Gedeeltelijke intrekking van de wetswijziging met een Novelle
Met de Novelle (Stb. 2023, 85) is de wetswijziging deels ingetrokken. Het voorgenomen art. 801a Rv. en art. 801b Rv. worden niet ingevoerd. Kennelijk onder het motto beter ten halve gekeerd…
[MdV, 25-06-2023]
Wet tegengaan huwelijkse gevangenschap
Per 1 juli 2023 treedt wetsvoorstel 35.348 in werking (Stb. 2023, 84), waarmee enkele bepalingen worden toegevoegd om ‘huwelijkse gevangenschap’ tegen te gaan. De regeling maakt het mogelijk dat de rechter beveelt een religieus huwelijk te ontbinden door de daarvoor vereiste religieuze ceremonies te laten plaatsvinden.
Wanneer alleen het burgerlijk huwelijk wordt ontbonden, maar niet het religieuze huwelijk, dan ontkomt de echtgenoot (doorgaans de vrouw) nog steeds niet aan het huwelijk en kan zij niet een nieuw eigen leven beginnen. Men spreekt dan van ‘huwelijkse gevangenschap’.
Dit probleem doet zich in allerlei geloofsovertuigingen voor, blijkt uit onderzoek. Maar wel met name bij uit het buitenland afkomstige echtparen. De Nederlandse wetgever acht het opgesloten houden van een echtgenoot in het religieuze huwelijk, wanneer het burgerlijke huwelijk wordt ontbonden, in strijd met de fundamentele waarden van vrijheid, gelijkwaardigheid en zelfbeschikkingsrecht.
Botsing van grondrechten: vrijheid van religie en zelfbeschikkingsrecht en gelijkwaardigheid
Het is wel een netelig thema, want enerzijds is er het grondrecht van de vrijheid van godsdienst en geloofsovertuiging (art. 6 Grondwet), maar anderzijds is er het recht op de eerbiediging van het privéleven (art. 8 EVRM) en door de Minister aangehaalde fundamentele waarden van vrijheid, gelijkwaardigheid en zelfbeschikkingsrecht (zoals neergelegd in het Europees Handvest). De regeling moet dus een botsing van grondrechten zien op te lossen.
De Minister merkt in de Memorie van Toelichting op, dat het voortbestaan van de religieuze verbinding tussen de echtgenoten ertoe leidt, dat een scheiding in de sociale omgeving van de echtelieden niet geaccepteerd wordt. In sommige landen is het aangaan van een nieuwe relatie gelijk aan overspel, en is dat zelfs strafbaar.
Dat is natuurlijk mooi opgemerkt, maar het is de vraag of een door de Nederlandse rechter afgedwongen religieuze ontbinding van het huwelijk er wel toe leidt dat de sociale omgeving de scheiding accepteert en de strafbaarheid in het buitenland vervalt. Zonder kennis van de verschillende geloofsregimes kan de vraag zelfs rijzen of een religieuze scheiding wel mogelijk is. Tot voor kort verbood het streng katholieke Ierse recht echtscheiding, omdat dit volgens de katholieke kerk niet kon. Je trouwt voor de eeuwigheid, zo was de gedachte, en dat kun je niet ongedaan maken.
Afdwingen religieuze scheiding met dwangmiddelen
Voor zover de religieuze scheiding wel mogelijk is, maar de medewerking van beide echtelieden vereist is, dan kan het rechterlijk bevel wel effect sorteren. Zeker omdat dit kan worden versterkt met een dwangsom en zelfs met gijzeling.
Binnen Nederland kan (het afdwingen van) de religieuze scheiding echter wellicht wel enig soelaas bieden en de vrijheid van de echtgeno(o)t(e) wel waarborgen. Of dit in de sociale context in Nederland aanvaard wordt is nog maar zeer de vraag. Dit is niet bedoeld als kritiek, maar eerder als punt van zorg.
Concrete wijzigingen
Art. 827 lid 1 Rv. wordt gewijzigd. De nevenvoorziening van het bevel tot religieuze echtscheiding wordt ingevoegd als lid 1 aanhef en sub e (de oude sub e en f worden opgeschoven). Zie de pagina Nevenvoorzieningen echtscheidingsprocedures.
In art. 1:68 B.W. wordt een tweede lid opgenomen, waarmee de religieuze instantie wordt verplicht mee te werken aan de religieuze echtscheiding, “tenzij dit gelet op zwaarwegende belangen in redelijkheid niet kan worden gevergd”. Zie de pagina Voltrekking van het huwelijk.
Die toevoeging zou nog wel eens tot het nodige debat kunnen leiden. De grondslag voor het verplichten van de echtgenoot om mee te werken aan de religieuze scheiding is onrechtmatige daad. In de MvT wijst de Minister op jurisprudentie waarin dit al eerder werd aangenomen:
“Reeds in 1982 oordeelde de Hoge Raad <HR 22 januari 1982, ECLI:NL:HR:1982: AG4319, NJ 1982/489> dat de weigering van de man om medewerking te verlenen aan het tot stand brengen van een rabbinaal echtscheidingsvonnis jegens de vrouw onrechtmatig kan zijn. De rechter kan hem in dat geval veroordelen om zijn medewerking alsnog te verlenen.
Recenter oordeelde het gerechtshof Den Haag dat de weigering van de man om mee te werken aan het beëindigen van een soennitisch religieuze verbintenis onrechtmatig was en veroordeelde de man om binnen twee weken alsnog zijn medewerking te verlenen.”
Zie Gerechtshof Den Haag 21 november 2017 (soennitische echtscheiding).
Andere wetswijzigingen doorgevoerd met deze wetswijziging
Naast de mogelijkheid tot het afdwingen van een religieuze scheiding regelt het wetsvoorstel nog enkele andere onderwerpen:
1. zittingen gesloten jeugdhulp op locatie;
2. wijziging art. 29a Rv. de mondelinge uitspraak in spoedeisende gevallen;
3. bescherming van onder curatele gestelde moeder en kind bij erkenning;
4. publicatieverplichtingen bij handlichting.
Zie voor de mogelijkheid zittingen te houden in de gesloten jeugdinrichting de pagina Rechtspleging in andere dan scheidingszaken (invoeging art. 802a Rv.).
Zie voor de wijziging van de mondelinge uitspraak in spoedeisende gevallen de pagina Algemene voorschriften procedures (art. 29a Rv. voorheen art. 30p Rv.).
De bescherming van onder curatele gestelde moeder en kind bij erkenning wordt vermeld op de pagina Erkenning van een kind.
Voor het vervallen van de verplichte publicatie in twee dagbladen zie de pagina Handlichting minderjarigen.
Gedeeltelijke intrekking van de wetswijziging met een Novelle
Met de Novelle (Stb. 2023, 85) is de wetswijziging deels ingetrokken. Het voorgenomen art. 801a Rv. en art. 801b Rv. worden niet ingevoerd. Kennelijk onder het motto beter ten halve gekeerd…
[MdV, 25-06-2023]